Hoogmadenaren betalen kleine bedragen voor H.Hartbeeld van hun katholieke krant

Het waren zeker geen grote bedragen, afgaande op de vermelding daaromtrent in de krant zelf, maar Hoogmadenaren hebben in 1920 wel degelijk meebetaald aan een H. Hart-beeld ter gelegenheid van de nieuwe behuizing van ‘hun’ Leidsche Courant aan het Rapenburg 10 in Leiden. Niemand weet trouwens hoe het beeld eruit heeft gezien. Het afdrukken van foto’s in de krant stond toen nog in de kinderschoenen en voor zover bekend zijn er ook nooit foto’s van gemaakt van het beeld dat waarschijnlijk verloren is gegaan bij een felle brand op 21 december 1927 die het riante stadspand van de krant grotendeels in de as legde.

In De Leidsche Courant van 1 september 1920 worden donateurs alleen met initialen vermeld: bijvoorbeeld, Hoogmade: H. v.d. B. f 0.50; Kinderen J. v.d. P. f 0.50; F. O. f 0.50. Maar op zo’n kleine dorp toen – er woonden ruim 100 gezinnen – was natuurlijk snel te achterhalen wie de gevers waren. H. v.d. B. was zeer waarschijnlijk H. van den Berg; Kinderen J. v.d. P. waren ‘natuurlijk’ de kinderen van Jan van der Post, en F. O was ‘vast en zeker’ Freek Otte (schilder, de vader van de latere kerkkoordirigent die zijn vader opvolgde in het schilderbedrijfje).

De eerste decennia van de 20ste eeuw kenmerken zich door een katholieke inhaalslag op kerkelijk, religieus en breed maatschappelijk gebied, die al begint in de tweede helft van de negentiende eeuw als na eeuwen protestantse overheersing er rond 1875 in het dorp een robuuste katholieke kerk wordt gebouwd. Tot die tijd kerkten de dorpelingen aan de Oude Kerkweg, waar in het midden van de achttiende eeuw een zolderverdieping van een groot huis (in een zogeheten schuilkerk) uitgroeide tot een volwaardig kerkgebouw waarbij later ook een toren werd gebouwd. Tot 1900 werden katholieken nog aldaar begraven, terwijl de kerk rond 1875 is gesloopt.

Het pand Kerkstraat 17 in Hoogmade (‘Piet de Kapper’ annex tabakswinkel), waarachter de openbare school was gelegen.

Het dorp heeft de portemonnee flink getrokken om de bouw van de nieuwe kerk mogelijk te maken. Er werd op het katholiek volksdeel opnieuw een beroep gedaan voor de oprichting van een ‘eigen’ lagere school bijna vijf jaar later. Morrend werd soms door dorpelingen gehoor gegeven op de oproep vanaf de kansel om de stichting van de ‘eigen’ school financieel mogelijk te maken. In 1881 is de twee lokalen tellende school gereed. De openbare school (gevestigd achter de Kerkstraat 17, voormalige pand ‘Piet de Kapper’ annex sigarenwinkel), voor zover vrijwillig bezocht door katholieke kinderen (Leerplichtwet voor kinderen is van 1900), loopt meteen leeg. Die school telt rond 1900 wisselend 4-7 leerlingen, allen lesgegeven door het schoolhoofd zelf (meestal zijn eigen kinderen meegerekend).

Hoogmade is ‘altijd’ katholiek geweest en gebleven. Er was een enkele pastoor die rond de Reformatie het nieuwe geloof predikte, maar die kreeg uiteindelijk geen voet aan de grond. En tot 1855 was Hoogmade een zelfstandige gemeente die in dat jaar ‘samen ging’ met het zeer protestantse Woubrugge.

De ‘emancipatie’ van de katholieken was ook op het dorp voor de een één een belangrijkere strijd dan voor de ander. Een ‘eigen’ katholieke krant speelde zeker een grote rol. In 1909 wordt op initiatief van de R.K. Volksbond De Leidsche Courant opgericht, waarvoor de propaganda bijna van de pagina’s af spettert. Vanaf de katholieke kansels, ook die van Hoogmade, wordt bijna geschreeuwd dat je geen goed katholiek kunt zijn als je niet de katholieke krant leest.

Hoe succesvol dat was ten aanzien van de oplage van de Leidsche Courant in Hoogmade is onduidelijk. Ter vergelijk: het Leidsch Dagblad (van 1860) telt – naar schatting – begin 20ste eeuw tussen de 4000 en 5000 betalende ‘leden’, maar wel verdeeld over meer dan 70 plaatsen! De Leidsche Courant, zo blijkt uit eigen berichtgeving in die jaren, wordt verspreid in wel 100 dorpen en steden. De krant kostte een dubbeltje in de week in een tijd dat de weeksalarissen van arbeiders en boerenknechten 5 tot 6 gulden was, waarvan na aftrek van kost en inwoning in die jaren bitter weinig overbleef. Het is aannemelijk dat de krant vooral in de betere klasse – boeren, ondernemers – werd gelezen. De oplage zal in Hoogmade niet veel hoger zijn geweest dan enkele tientallen.

Overigens viel het met de scheiding (strijd) der geesten in Hoogmade ‘nogal mee’, want die enkele protestant die op het dorp woonde was wel ‘gedwongen’ zijn boodschappen te doen bij de katholieke middenstand, tenzij hij verkoos daarvoor naar het ‘protestantse’ Woubrugge of Rijpwetering – dat ook overwegend katholiek was – te reizen. Wellicht (waarschijnlijk niet in het gemoedelijke Hoogmade dat een enkele protestantse boer dat deed (die hadden meestal wel eigen vervoer met paard en wagen of tilbury), maar de gewone man deed alles met de benenwagen, en genoemde dorpen lagen toch op een afstand van bijna een uur lopen, enkele reis. Duidelijk is wel dat ‘de protestant’ nooit adverteert in de LC, wel in het LD en later in de Nieuwe Leidsche Courant.

Wat wel meteen duidelijk is met de komst van De Leidsche Courant is dat vrijwel alle advertenties van Hoogmadenaren uit het Leidsch Dagblad verdwijnen. Feitelijk is er geen katholiek meer op het dorp die nog in die krant wil of durft te adverteren. Ook de redactie van De Leidsche Courant werkt er hard aan qua nieuws het gezaghebbende medium van het dorp te worden. En dat lukt ook. Al een paar jaar na de introductie is De Leidsche Courant de ‘baas’ als het om plaatselijk nieuws gaat, hoewel hier en daar soms, van bijvoorbeeld de gemeenteraadsvergaderingen van Woubrugge, in LD en LC dezelfde verslagen verschijnen (die trouwens in een heel enkel geval door de burgemeester zelf – Baumann – zijn geschreven).

Met de groei van de oplage en de omzet van de Leidsche Courant – vanaf de oprichting in 1909 gevestigd aan de Oude Singel 54, daarna aan de Steenschuur 15 in Leiden – zoekt die opnieuw naar een meer geschikt onderdak in de stad. Die wordt gevonden in een ruim, prachtig stadspand aan het Rapenburg 10, op dat moment in gebruik bij de R. K. Volksbond die opziet tegen het opknappen van het pand (want er zijn nogal wat vernielingen in aangericht in de tijd dat er soldaten waren gehuisvest) en daarom zijn onderdak ruilt met De Leidsch Courant. De administratie wordt aan het Rapenburg ondergebracht en aan de achterzijde wordt nieuwbouw gepleegd voor het huisvesten van de drukpers. De bovenste etage blijft in gebruik als tekenschool van de Volksbond.

Rapenburg 10, circa 1973.

In de loop van 1920 wordt een actie in gang gezet om in dat nieuwe onderkomen een H. Hart-beeld te plaatsen ten teken van katholiciteit van krant en medewerkers (overigens waren acties voor totstandkoming van H. Hartbeelden schering en inslag in de eerste decennia van de 20ste eeuw). Schrijver dezes kon in de LC niet terugvinden op wiens initiatief het plan tot stand kwam. Wel staan er in de loop van 1920 diverse berichten over schenkingen uit het gehele ‘katholieke’ verschijningsgebied van de LC.

Op 24 november 1920 wordt het mede door lezers betaalde beeld ‘geïntroniseerd’. De krant: ,,Om vier uur gistermiddag had de plechtige opening en inzegening plaats van ons nieuwe gebouw en de Intronisatie van het H. Hart. Bij deze plechtigheid mocht worden opgemerkt de vereende tegenwoordigheid van de geestelijke en wereldlijke autoriteiten.” Aanwezig was een hele serie hotemetoten: de Deken van Leiden – als eerste genoemd – de Edelachtbare Heer Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Burgemeester van Leiden, de Hoogeerw. Heer mgr. Taskin, president van het groot-seminarie te Warmond, pastoor, wethouders, kapelaans raadsleden, maar niemand uit Hoogmade, tenminste geen vermelding daarvan in het krantenartikel.

Zoals gezegd, het beeld was geen lang leven beschoren. ’s Morgens om half zes op 21 december 1927 brak een grote brand uit in de tekenschool op de bovenste etage met als gevolg de gehele verwoesting van de aanbouw en het achterste gedeelte van het pand. De LC berichtte er zelf over: ,,Voordat de brandweer water gaf stond reeds een deel van het gebouw in lichter laaie. In den papiervoorraad vond het vuur gretig voedsel; over Rapenburg en hoog in de lucht dwarrelden kleinere en grootere vuurballen, die tot ver in den omtrek – onder andere te Voorschoten – zijn gezien geworden. De brandweer had een buitengewoon moeilijke taak door de gladheid van de straat, die de bewegingen bemoeilijkte. Door de hevige koude weigerde bovendien de grote motorspuit, waarschijnlijk doordat zij bevroren was! Door met beleid op te treden wist de brandweer echter een gedeelte van het complex te redden: redactie en administratiebureau en den woning van de directeur (B. Lans). Foto’s laten zien hoe desastreus de gevolgen waren en illustreren tegelijkertijd de macabere schoonheid van een grillig ijspaleis, een lot dat twee jaar later (1929) in nog heviger mate het stadhuis zou treffen.

De directie van de LC besloot vervolgens het pand af te stoten en zich te vestigen aan de Papengracht, waar het onderdak vond met drukkerij en al tot begin jaren zeventig. In 1971 vestigt de ‘uitgeklede’ LC zich in een klein kantoorpand aan het Kort Rapenburg 2. De krant wordt dan al een aantal jaren gedrukt – na een fusie met dagblad Het Binnenhof – in Den Haag (Prinsengracht, later aan de Wagenstraat) gedrukt.

Bronnen en adviezen: ‘Het Rapenburg, geschiedenis van een Leidse gracht’, waaraan ook de oude foto’s zijn ontleend, De Leidsche Courant, Hans van der Wereld, Jan Leune, Google Earth.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *