Veiling ‘katholieke’ schapen op de Baan bij café Hillebrand in Hoogmade

Het was niet alleen vanwege de zielenzorg als vroeger de pastoor op bezoek kwam. De meeste herders lieten zich tegelijk ook gaarne verwennen met kaas, vlees, worst, sigaren en – als het het rond het middaguur was – met een borrel (aanvangstijdstip afhankelijk van de discipline van de pastoor).

Mijn stiefvader Siem van Tol (1914-2014, Vissersweg 14-16, Hoogmade) herinnerde zich dat de pastoor in de regel – onaangekondigd en ongevraagd (dat was trouwens heel gewoon toen) – zeker twee keer per jaar op bezoek kwam.

Die bezoeken door de pastoor waren een zekere controle op de geloofvastheid van zijn kerkelijke onderdanen. En die invloed en bemoeienis kon heel ver gaan. Ouders van gezinnen bijvoorbeeld waar een langere periode (ruim een jaar) geen kinderen waren geboren, werden, soms niet al te subtiel, herinnnerd aan hun christelijke plicht zich met de voortplanting bezig te houden. Mijn moeder (Gré van Tol-Wesselman, weduwe van Theodorus van der Post en Theodorus Straathof) herinnert zich nog zo’n gesprek met pastoor Olsthoorn nadat na de geboorte van mijn zusje (het vijfde kind in 8 jaar!) er een tijd geen kinderen meer kwamen.

Het werd nooit hardop gezegd, maar bij veel katholieken, vooral bij boeren is mijn indruk (die hadden meer) bestond toch de cultuur (al dan niet ‘ingeprent’ door de clerus zelf) om de pastoor in de watten te leggen en hem voor zijn persoonlijke genieting wat mee te geven of op de pastorie te laten bezorgen. Siem herinnert zich dat zijn vader – en later ook hij – daar kaas (kleine ronde ‘kaasjes’), soms vlees (na noodslachting) bezorgde of door de knecht of ‘boerendienstmeid’ – zo heette dat vroeger –  liet bezorgen.

En jaarlijks werd er door veel katholieke boeren wel een (soms meer, misschien wel afhankelijk van de mate waarin de boer zich ‘zondig’ voelde) lammetje ter beschikking gesteld van de kerk, het zogenaamde kerkschaap. Dat groeide dan op tot volwassen schaap en werden dan in het vroege voorjaar – begin april – geveild voor de slacht.

Café Hillebrand (links) enKruidenierszaak Witteman, circa 1930.

In de jaren twintig van de vorige eeuw – en ruim voor die tijd – gebeurde dat op de Baan, voor het café Hillebrand; de Baan zo genoemd omdat in een gedeelte van dat etablissement vroeger een kolfbaan was; later (jaren tien van de vorige eeuw) gesloopt om ruimte, een bühne, een vergader- en toneelzaal te maken voor het in die tijd opkomende verenigingsleven in het dorp; de plek ongeveer waar later Huize (hotel) Van der Ploeg stond. Tot de Baan (thans Plein genoemd) behoorde ook de vroegere winterstalling voor jachten van Colijn (in de zomer meestal braak) en de plek van de huidige ‘nieuwbouw’ en supermarkt.

Uit oude kranten blijkt dat het in de regel voor de ‘schapenveiling’ in de jaren twintig-dertig van de vorige eeuw 60 tot 70 schapen werden aangevoerd, waarvan de opbrengst meestal dik 3000 gulden was, vaak gekocht door één handelaar.

Niet alleen schapenveilingen, de Baan was de plek voor tal van andere activiteiten, zoals bv. ‘afbraakveilingen’ (meestal verkoop van grote partijen gebruikt hout).

In de Leidsche Courant, hét katholieke prikbord van ook ons dorp Hoogmade, werd de veiling uitgebreid aangekondigd, en altijd werd de opbrengst in de kolommen vermeld. Die advertentie werd ondertekend door het Kerkbestuur, want het meeste geld kwam ten goede aan de exploitatie van het kerkgebouw.

Hoewel kerk en clerus in die jaren welhaast  van de kansel ‘schreeuwden’ dat een goed katholiek zich met geen andere krant inliet dan met de ‘enige echte’ katholieke Leidsche Courant, bezondigde het kerkbestuur zich wel aan die eigen regel. Dat was – vanuit hun portemonnee redenerend – niet zo heel gek, want vaak vonden schapenveilingen in omliggende dorpen als Oud-Ade, Rijpwetering, Hazerswoude en Voorhout op of ongeveer dezelfde dag plaats. En je probeerde dan natuurlijk zoveel mogelijk kandidaat-kopers te lokken, in de hoop op een betere prijs. Zie bijgaande advertenties in de Leidsche Courant van 3 april 1926.

En de prijs voor een advertentie in die tijd was 50 cent, contant te betalen. Dat bedragje woog wel op tegen de opbrengst van circa 60 gulden per schaap. Overigens was 50 cent toenongeveer een half dagloon van een arbeider/boerenknecht.

Bronnen: De Leidsche Courant en ‘van de Baan naar de Kom en het Plein’ van Frans Witteman.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *