Van der Vooren (Jacobus Arianus Cornelis, To/later Sjaak, * 10 januari 1921, Leiden)

De naam ‘Van der Voorn’ leeft vooral voort bij de Hoogmadese stam, elders is het ‘Van der Vooren’ gebleven. Vooral in doopboeken (r.k.) trof stamboomonderzoeker J.P. Brandenburg (getrouwd met Miep van der Vooren) de naam ‘Van der Voorn’ aan. Het was kennelijk een kwestie van ‘spelling’ (wie kon er lezen en schrijven?), want beide naamgevingen klinken hetzelfde. Het lijkt logisch de naam te schrijven als ‘Voorn’.

Betekenis van naam Van der Vooren, Van der Voorn, Voorn, Vervoorn, Tervooren: naar voorde, hetgeen ‘doorwaadbare plaats in een rivier’ betekent (Uit ‘Leienaars’ door Piet van Sterkenburg, 2017).

Opa Cornelis van der Vooren: geboren te Warmond, Dorpsstraat, op 2 maart 1864 (dag later gedoopt), overleden 5 oktober 1927, van beroep ‘vleeschhouwer’; getrouwd op 10 juni 1885 met Christina te Warmond Lucia Rotteveel, geboren 6 juni 1855 te Warmond, aldaar overleden op 20 oktober 1921; Sjaak (eigenlijk Jacques) heeft zijn oma niet gekend (hij is van 10 januari 1921)

Opa had slagerszaak in Warmond, in de Dorpsstraat. In de stal achter het huis met in de regel wat slachtvee, ook kalveren. Er werd onder de slagerij geslacht. Sjaak ging er weleens uit logeren, herinnert dat zijn opa een grote vent was met ‘Duitse’ pet, zwarte pet. Slagerij is door zijn ooms Piet en Kees overgenomen. Sjaak herinnert hen beter dan opa, die waarschijnlijk rond 1927 is overleden.

Opa Cornelis en oma Lucia krijgen 8 kinderen, allemaal geboren in Warmond:

De vader  van Sjaak: Adrianus (Arie) Hubertus van der Vooren (geboren 23 april 1892 te Warmond – overleden 28 mei 1964 Leiden); hij trouwt (moeder van Sjaak) op 14 juni 1917 in Leiderdorp met Cornelia (Cor) Maria Menken (geboren 20-02-1890 in Hazerswoude-dorp, overleden 02-06-1960 Leiden). Na hun trouwen gaan ze wonen aan de ‘Hooge Rijndijk 74’, later hernummerd in 106.

Sjaak, 90 jaar oud, in zijn woonkamer in zijn huis aan de Hoge Rijndijk.

Boers en zussen Sjaak ( in totaal negen kinderen van wie er twee in de kraam overlijden):

  1. Wilhelmina Maria, roepnaam Miep van der Vooren, geboren 2 juli 1919, trouwt 8 april 1946 met Johannes Petrus Brandenburg, geboren 23 mei 1917 te Leiderdorp; beroep: hoofd afdeling financiën en administratie van RUL, twee kinderen: Marieke en Adriaan;
  2. Jacobus Arianus Cornelis, roepnaam To (later wijzigde hij zijn naam in Jacques van der Vooren), geboren 10 januari 1921; overleden 2011
  3. Martinus Josef Maria, roepnaam Martien van der Vooren, geboren 5 mei 1922, overleden???
  4. Lucia Christina, roepnaam Lucia, geboren 8 oktober 1923, trouwt 25 september 1956 met Mathias Gerardus Tros, geboren te Groningen op 18 juli 1928, overleden op 30 september ??? te Leusden. Beroep meubelmaker; vijf kinderen: Lodewijk, Eugene, Lucette, Bernadette en Irma);
  5. Cornelia Maria Debora, roepnaam Cornelia van der Vooren, geboren 26 december 1924, trouwt 31 mei 1961 met Theodorus van der Fluit, geboren te Leiden 30 juni 1929, beroep: corrector; 3 kinderen: Frank, Marian en Paula;
  6. Adrianus Hubertus Wilhelmus, roepnaam Aad van der Vooren, geboren 28 juni 1927;
  7. Catharina Debora, roepnaam Tini van der Vooren, geboren 3 september 1932, trouwt op 20 april 1960 met Hermanus van Maurik, geboren te Baarn op 23 oktober 1932; beroep: elektromonteur; vier kinderen: Ton, Peter, Frank en Leon.

De boerderij van opa Menken op de Waard, waar Jacques graag kwam.

Sjaak heeft veel tijd doorgebracht bij opa van moeders kant: Martinus Menken (09-09-1861  – Hazerswoude – 27-02-1943, Leiden). Opa had boerderij/tuinderij op de Waard in Leiden.  Jacques ging als kind graag naar de familie Menken. Hij vertelde me in 2008 dat ‘als hij weer iets had geflikt, zijn moeder dan tegen hem zei: ga maar oma Menken’. Hij kon daar veel meer genieten. Hij kon daar als jongen die meer ruimte had om bij de familie te  spelen en klussen doen, onder meer het bezorgen van verse melk in de omgeving van De Waard, waar het boerenbedrijf van Menken was gevestigd. Uit de verhalen dringt zich een beeld op dat Jacques, vergeleken met zijn broers, wel een beetje een dondersteen was die de boel op stelten kon zetten. Hij was – zo vertelde hij – een jaar of zestien toen hij al een biertje ging kopen in de stad, in de Wolsteeg, met een kameraad.

Sjaak heeft toen hij naar de lagere school (grote school) ging de naam Jacques (klinkt als Sjaak) aangenomen. .Hij was ooit  genoemd naar zijn ome To (Jacobus) van der Vooren die op 53-jarige leeftijd dood bleef in het land tijdens het koeien melken. Als kind had zijn zus Miep een vriendin die ook To heette en sindsdien vond hij ‘To’ een meisjesnaam. Vanaf 7 jaar noemde hij zich dan ook Jacques.

Zijn  vader en moeder zijn in 1917 getrouwd en kochten toen de sigarenzaak annex kapsalon van Joh. Kapaan aan de Hoge Rijndijk 74 (na de hernummering thans 106). Kapaan ging verhuizen naar een pand verderop op nummer 116 (niet zeker). Volgens Sjaak bedong diens vader bij de koop dat ze dan zouden stoppen met verkoop van sigaren/sigaretten, maar daar trok Kapaan zich niks van aan. Dat was er de reden van dat de kinderen Van der Vooren nooit door Kapaan zijn geknipt. De meisjes gingen naar de kapsalon van Marks aan Hogewoerd, de jongens naar Muus(s?)e aan de Groenesteeg.

Sjaaks moeder, veertig jaar in de zaak Oud Leiden.

De vroegere sigarenzaak ‘Oud Leiden’ van Sjaaks vader en moeder anno 2014.

Naam Oud Leyden (thans nog sigarenzaak/2011 in Herenstraat 40 die zo heet): uit LD 1992: ‘Kaartverkoop bij sigarenmagazijn Oud Leijden met vestigingen aan de Kennedylaan, Lage Morsweg, Hoge Rijndijk, Stevensbloem, en postkantoortje aan de Herenstraat 40’.

De sigarenzaak, Oud Leiden genaamd, was vooral het domein van moeder, zij het dat op zaterdag vader er de scepter zwaaide. Pa werkte bij aannemer Beugelsdijk in Warmond. Dagelijks ging hij op de fiets op en neer. Zijn vader ging trouwens na de lagere school in Warmond ook nog een aantal avonden naar Leiden om het vak van timmerman te leren, terwijl hij al voor Beugelsdijk werkte.

Reclame-embleem van sigarenzaak Oud Leiden.

Sjaak ging op het Rapenburg naar school, de katholiek Don Boscoschool op Rapenburg 48, recht tegenover de universiteit. Op nummer 52 was de Jozef Gezellenvereniging gevestigd, een soort katholiek clubhuis voor aankomende mannen vanaf 16/17 jaar. Daar was in die tijd Steef Menken een soort praeses, voorzitter. Tussen die leeftijd en de lagere school had je het patronaat, ‘de Kruisvaders’ aan de Garenmarkt.

Boven de Gezellenvereniging was een bibliotheek waar Sjaak soms boeken las of leende.

Sjaak was net geen 14 jaar toen hij in december 1934 school helemaal zat was, en thuis tegen zijn vader zei: ik ga werken, ik zoek een baas. Zijn vader probeerde hem nog aan te smeren de MULO te gaan volgen, maar Sjaak weigerde dat. Zijn vader vond een baantje bij bakker Hein Nieuwenhoven in de Jan Vossensteeg 29.

Sjaak als bakker

In die jaren voor de oorlog mocht er niet voor 10.00 uur worden bezorgd, omdat vrouwen dan matten en kleden buiten uitklopten en het was onhygiënisch voor bezorging van het brood. En omgekeerd: na 10.00 uur mochten er dus geen kleedjes meer worden uitgeklopt. Bakkers hadden in de regel klanten in de hele stad. Sjaak bezorgde met de bakfiets bij circa 50 klanten brood (beschuit, bultjes (kleine snijkoek) en zelfs cider in de hele stad: van de Indische buurt in Oegstgeest tot aan de Meerburgerkade aan de andere kant van de stad. Vaste klant was het Liduinahuis aan de Zoeterwoudsesingel, waar hij dagelijks circa 40 hele broden bracht, die hij overigens zelf naar binnen bracht en in de broodkast legde. Dat was trouwens bijna een bakkerskar vol.

Het wemelde in die jaren bij wijze van spreken van de bakkers en de bezorgers in Leiden. Tientallen bakfietsen reden bij wijze van spreken tegen elkaar in. In sommige straten kwamen wel vijf of zes venters, van wie sommige rechtstreeks van de bakker, anderen waren depothouders (in een bepaalde wijk), waarbij onder meer telde van welk geloof de bakker/klant was. Veel bakkers hadden hun eigen slogans en reclameboodschappen:

Goud is het waard,

dat brood van de Standaard.

Wilt daarom niet vergeten

voortaan Standaard-brood te eten.

‘Standaard’ was een bakker aan de Maredijk.

Het ritme was altijd hetzelfde: eerst vanaf vier uur ’s morgens werken in de bakkerij en vervolgens de karren en bakfietsen laden en 10.00 uur venten.

Jan Steen

Uit Leidsche Courant van zaterdag 24 april 1971 (Herman van Amsterdam) t.g.v. 150-jarig bestaan van slagerij van de familie Van der Vooren (in 1971).

Jacobus Adrianus van der Voorn (opvallend, dus niet Vooren) kocht op 3 mei 1821 het pand Dorpsstraat 22. Een wel heel bijzonder pand omdat een van de vroegere bewoners schilder (bierbrouwer en waard) Jan Steen was. Van der Voorn maakt van het pand een slagerij. Het is er klein en alle werkzaamheden moeten er plaatshebben: van slachten tot vlees bewerken. Hij overlijdt vroeg en zijn vrouw zet de zaak voort die na maar liefst 68 jaar draagt zij het bedrijf over aan haar zoon Cornelis van der Vooren (!) die de zaak voortzet aan de Dorpsstraat 63, een pand dat hij koopt voor 1671 gulden. De kenmerkende koeienkop in de deur verhuist mee. Hij laat achter zijn huis een stal bouwen voor koeien en kalveren. De zaak gaat over op diens zoon – Cornelis wordt 62 jaar – Petrus van der Vooren. Aansluitend, in 1958, gaat de zaak over in handen van de zonen Cees en Piet, een samenwerking die tien jaar duurt.

Piet vestigt zich circa 1968 als slager in Leiden.

Een boekje met modellen en prijzen voor de doodskisten zoals die door de firma A.H. van der Vooren & Zoon werden gemaakt.

 

 

 

 

 

Doodskisten

Leidsch Dagblad 13 augustus 1990 (Jan Rijsdam)

Interview met Martien van der Vooren (jongere broer Sjaak) die op 68-jarige leeftijd stopt met de grafkistmakerij in de Koppenhinksteeg in Leiden.

Martien in 1990, foto Leidsch Dagblad (13 augustus).

De lijkwagen, in te huren via Van der Vooren doodskisten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zijn vader was in de jaren twintig begonnen, in een werkplaatsje achter de sigarenwinkel aan de Hoge Rijndijk. Het was bijverdienste, want hij had een vaste baan als timmerman in Warmond. Het werk groeide, en Martien en broers rolden bij wijze van spreken vanzelf de zaak in. In 1947 verhuisde het bedrijf naar de Koppenhinksteeg.

Het bedrijf werd door de broers van Sjaak voortgezet. Het bedrijf van Martien, alleen de baas na de dood van zijn broer in 1983, wordt overgenomen door Uninga uit Katwijk, grafkistenmakers die circa 36.000 kisten per jaar maken. De meeste klanten van Van der Vooren waren kleine uitvaartondernemers ‘uit de kerkdorpen’.

De grote, diepe woning aan de Hoge Rijndijk 84. Sjaak heeft de benedenverdieping lange tijd verhuurd.

Kinderen Sjaak

Sjaak , later vele jaren tuinder, trouwt op 17 juni 1943 met Sara Voogdt, geboren op 30 mei 1924 te Amsterdam, het gezin verhuisde voor de oorlog naar Leiden (ouders waren Joseph Maria Frederik Voogdt en Sara Broekveld).

Zij krijgen drie dochters:

  1. Cornelia, roepnaam Corrie van der Vooren, geboren 20 oktober 1943 te Leiden, gehuwd geweest met Antonius Petrus Hoogduin, geboren 26 november 1943, een kind: Sabine;
  2. Sarina Maria, roepnaam Sarina van der Vooren, geboren 27 maart 1945 te Leiden, gehuwd
  3. Anita Theresia, roepnaam Anita van der Vooren, geboren 4 februari 1955, gehuwd geweest met Ronald Honders, geboren 25 april 1951, twee kinderen: Anouk en Jurien die de naam Van der Vooren hebben aangenomen.

Sjaak in zijn ‘luie’ stoel, 2013.

Sjaak verkoopt uiteindelijk zijn grond en treedt als manusje-van-alles in dienst van het Leidsch Dagblad, tot zijn pensioen. Hij woont dan alle lange tijd in het Huis Hoge Rijndijk, een enorme diepe woning met achtertuin, waarvan hij op oude leeftijd met zijn vrouw alleen de bovenetages bewoont. Hij blijft er wonen tot aan zijn dood. Hij wordt moeilijker ter been en wie bij hem op bezoek gaat moet geduld oefenen voordat hij de deur open doet. Als ze hem adviseren een invalidenliftje te bouwen, is hij boos en roept: Jullie maken invaliden van oude mensen’. Hij is, na een aantal weken verzorgd te zijn geweest in verpleeghuis Zuydtwijck aan de Aaltje Noordewierlaan in Leiden, op 92-jarige leeftijd gestorven aan kanker.

Ik heb Jacques redelijk goed gekend, en niet alleen via het Leidsch Dagblad, maar ook van verjaardagen bij mijn Ome Koos van der Post, met wie hij bevriend was. Ik kwam dan op de verjaardag van Ome Koos, meestal om papa Siem van Tol (na de dood van mijn moeder) op te halen.

Jacques vond ik een echte mannen-man, een ‘vent’ die graag onder een borrel grapjes maakte, de aandacht op zich wist te vestigen. Vanaf het begin van zijn huwelijk had hij ook zijn stukje ‘eigen’ leven. Met name op zondag maakte hij  vooruitlopend op de voetbal ’s middags een ‘rondje’ door Leiden, mét goedkeuring van zijn vrouw Sari. Dan ging het van de Hoge Rijndijk eerst naar de Steenstraat – lopend – om met een aantal Leidenaars een biertje te drinken ( bij Bellevue of bij ’t Karrewiel?) En dan ging hij – alleen – na een uur, anderhalf uur even naar het treinstation – treinen kijken – om aansluitend terug te keren naar de Hoge Rijndijk om voetbal te kijken.

Jacques was de oudste van de in totaal drie jongens. Zijn broers zijn niet erg oud geworden, beiden in de zestig. Hij vertelde me dat hij ze  eigenlijk best wel een beetje ‘saaie pieten’ vond. ‘Toen zij verkering kregen,  gingen ze op een terras een glaasje limonade drinken met hun vriendin!’ Dat vond Jacques maar niks. Hij was de levensgenieter, graag een biertje/borreltje en een sigaar. En niet per se alleen hoor, zeker ook met Sari.

Na zijn pensionering was het vrijdag vaste prik dat hij met Sari – met de trein – een dagje uit ging naar bv. Den Haag, Haarlem, waar nog familie woonde. En dan was het lekker eten en een borreltje, ook al in de periode dat Sari minder werd. Zij konden daarvan heel erg genieten.

Toen Sari ging dementeren koos Jacques er voor haar thuis te verzorgen, met steun van zijn dochters. Ik bracht Jacques drie jaar geleden (november 2008) thuis van de jaarlijkse ouderenbijeenkomst van het Leidsch Dagblad. Ik kwam aanrijden terwijl Sari vanachter het raam begon te zwaaien, wachtend zijn terugkeer.

En dan – zo was het ritueel van de laatste jaren – om een uur of tien ’s avonds, als  Sari op bed lag, was het tijd voor een borrel (twee of drie), een sigaar. Daar genoot Sjaak van; dat moment voor hem zelf.

Als ik op bezoek kwam, belde ik even van tevoren. Dan ging Jacques in zijn tempo naar beneden om mij op te wachten. En daarna nam hij de trap weer om toch best wel hijgerig, kortademig in zijn stoel te gaan zitten. De laatste keer dat ik er was (begin juni 2011) had hij even een paar minuten nodig om weer op adem te komen.

Los van het leed dat hem op latere leeftijd trof met Sari, is naar mijn indruk het leven voor Jacques redelijk genadig geweest. Hij heeft zich nooit veel zorgen hoeven maken over werk, was nooit te beroerd om werk aan te pakken, verdiende altijd redelijk, zelfs een periode zwart zodat het – daar was hij in zekere mate behoedzaam in – de belasting misschien wel ging opvallen dat er niks ‘van zijn rekening af ging’. Was trots als een pauw dat hij het huis aan de Hoge Rijndijk kon kopen, hoewel het volgens hem ook weleens op kritiek van Sari kwam te staan als hij de benedenverdieping weer als opslag voor van alles en nog wat wilde gebruiken.

 

4 antwoorden
    • Jane
      Jane zegt:

      Echt heel leuk om zo veel achtergrond informatie te lezen. Ookal heeft hij zelf vroeger al veel aan me verteld (:

      Groetjes,
      Jane (achterkleinkind)

      Beantwoorden
  1. Hans Stakenburg
    Hans Stakenburg zegt:

    Was van 1964 tot januari 1970 buurman van Sjaak en Sari gewees. Hij was toen tuinder en de drie dochters waren nog thuis. Ben toen verhuisd en pas na 45 jaar weer naar Leidse dreven verhuisd .
    Heb enkele maanden geleden via via Corrie weer ontmoet. Een geweldige verrassing.

    Beantwoorden
  2. wiliiy menken
    wiliiy menken zegt:

    Ik heb Jacques en Sarie ook gekend. Mijn vader was Maarten Menken, was getrouwd met Rie Menken en wij woonden op de Waard en later op het Ütrechtse Jaagpad. Jacques was toen tuinder ik mocht hem altijd roepen ( ca 1952) om koffie op de boerderij te drinken. Gisteren was ik in Leiden en heb deze oude plaatsen bezoekt. Wat een herinneringen. Mijn tante en peettante Cor van de Vooren van de cigarenzaak. Wat was het daar altijd gezellig.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *