Siem van Tol, Hoogmade en de dorpse perikelen van de Tweede Wereldoorlog
Vlak na de oorlog namen een paar Hoogmadenaars het initiatief om het lokale gezag (politiegezag) te herstellen. Volgens Siem van Tol (geboren 14 juni 1914 en overleden op 28 april 2014, zijn hele leven gewoond aan de Vissersweg 14-16 ) waren die mannen vooral daartoe gemotiveerd om de volgens hen foute mensen op te pakken en te bestraffen, eigenlijk met hen af te rekenen.
Ook Siem werd benaderd om mee te werken, en in overleg met zijn vader, stemde hij hierin toe. Na een paar dagen – Siem weet niet meer van wie – kreeg hij opdracht een boer op te pakken ergens in een polder rond Woubrugge, een overwegend protestants dorp verderop waarmee het zeer katholieke Hoogmade een gemeente vormde.
Siem vond dat helemaal niks, voelde daar niks voor. En na enig talmen, en vast en zeker na overleg met zijn vader (zijn grote voorbeeld), weigerde hij deze opdracht uit te voeren (hoewel Siem niet meer weet om welke boer het ging, valt niet uit te sluiten dat het om – verre – familie ging; Siems moeder was een Van Rijn van Ofwegen, een familie die in de 17de eeuw als boeren waren begonnen in Woubrugge).
Vanwege zijn weigering werd Siem nog diezelfde dag thuis opgepakt door de ‘nieuwe gezagdragers’ en vastgezet in het cachot, in het oude, stenen ‘schuurtje’ bij de protestantse kerk (aan de Doeskant) in het dorp. Hij heeft er precies een nacht vast gezeten, omdat zijn vader de dorpelingen die zich als de nieuwe politiemensen hadden opgeworpen ervan kon overtuigen dat hij zijn zoon nodig had op de boerderij.
Overigens is – voor zover ik weet – nergens in de lokale geschiedenis van Hoogmade dit verhaal omtrent deze ‘gezaghebbers’ beschreven. Ook de lokale historicus Hans van der Wereld kent het niet, ,,maar er zijn nogal wat hiaten in met name de geschiedenis van ons dorp in en rond de Tweede Wereldoorlog.” Wel is bekend dat de gemeenteveldwachter Hein Hoogenboom (1899-1977) – die dat werk ook al jaren voor de oorlog deed – medio augustus 1945 zijn taken in Hoogmade officieel weer oppakte. Het verhaal door Siem van Tol verteld heeft zich dus tussen 5 mei en half augustus 1945 afgespeeld.
Razzia, Duitsers komen over het ijs
Datzelfde argument – ik heb Siem nodig op de boerderij – gebruikte vader Jaap van Tol (1884-1948) ruim een half jaar eerder tegenover de Duitsers die op woensdag 31 januari 1945 razzia hielden in Hoogmade. In Siems herinnering waren maanden daarvoor al plakkaten in het dorp verspreid/opgehangen waarop jongemannen werden opgeroepen zich te melden als soldaat in het Duitse leger. Er werd geld en welstand beloofd, maar in Hoogmade sloeg dat niet erg aan. Siem herinnert zich althans niet dat jongens uit het dorp zich vrijwillig voor dienst in het Duitse leger hadden aangemeld.
Op die woensdag, de 31ste januari 1945, welhaast op het hoogtepunt van de ‘hongerwinter’, kwamen de Duitsers naar Hoogmade. Meestal werd hun komst snel opgemerkt (lawaai van gemotoriseerd verkeer of van paarden) en konden de dorpelingen elkaar waarschuwen. Maar deze keer kwamen ze tot verrassing van iedereen over het dikke pak ijs, over de dicht gevroren Does vanaf de kant van Leiderdorp het vroor tot 14 graden, overdag was het circa 6 graden onder nul.
Siems jongere broer Gerrit was met zijn vriendin Riek van Wieringen gaan schaatsen met zijn kameraad Koos van Wieringen (van de Van Klavereijdenweg, boerderij thans – 2019 – woning van architect Thijs van Wieringen en Paula van der Post) en diens vriendin Mien Mooren (van ‘Huis de Banken’ van Rijpwetering). Zij gingen waarschijnlijk – aldus Siem – op bezoek bij zijn zus Ali van Tol die was getrouwd met Koos van der Geest en woonden op Oud Ade bij Hein van der Geest, een oom van Koos.
Volgens Siem hadden de Duitsers voor hun razzia eigenlijk een slechte (periode) dag gekozen, want veel jongemannen waren aan het schaatsen, ook boerenzoons want op de boerderij was in z’n algemeenheid in de winter minder te doen; veel koeien stonden droog in afwachting van kalveren, vanwege de strenge koude kon er niets worden gedaan op het land.
Siem had verkering met Jo van Wieringen (van Koos), maar die kon niet goed zwieren. Zij reed altijd op rechte schaatsen. Siem denkt dat als Jo wel had kunnen zwieren, hij misschien op die bewuste dag ook wel was gaan schaatsen.
Siem schat dat het ergens tegen twee uur in de middag was dat de Duitsers het erf op kwamen, zo’n beetje de laatste boerderij (aan doodlopende Vissersweg) in het dorp die de Duitsers bezochten want ze waren met hun razzia begonnen bij de stenen brug (Wittert van Hooglandbrug). Siems moeder was in de herinnering van Siem niet thuis, ,,die was waarschijnlijk gaan kaarten”.
Vlucht over het ijs
Op het moment van aankomst van de Duitsers op het erf had Siems vader geroepen dat hij zich moest verbergen. Hij kroop in de stal (de ‘varkensstal’ vlak aan het water van de oude Aa) achter de koeien, maar zijn vader zei dat hij zich beter in de barg kon verstoppen. Dus hij dook snel in het hooigat, dekte dat zo goed mogelijk af en koos positie achter een houten ton waarin kleine kaasjes (twee tot drie kilo) werden gepekeld. Siem vertelde anno 2009 dat die kaasjes misschien wel een soort zwarte handel was van zijn vader.
Overigens was er in Hoogmade ook wel sprake van jongemannen die over het ijs op de vlucht waren geslagen. Tegelijk met het bezoek van de Duitsers had Jaap van der Laan (van Willem van der Laan) de kuierlatten genomen en was over het ijs de Frederiks-polder ingegaan (richting Rijpwetering), richting ‘Huis de Banken’. Hij werd door de Duitsers neergeschoten. Volgens Siem was hij in zijn been geschoten. Siem heeft dat schieten gehoord terwijl hij in de barg zat.
Toen de Duitsers de aanwezigheid van een persoon daarin vermoedde, dreigden ze door de hooiberg heen te gaan schieten. Reden voor Siems vader hem te sommeren tevoorschijn te komen, kennelijk ook geschrokken van wat er vlak daarvoor met Jaap van der Laan was gebeurd. Siem zegt terugkijkend dat hij beter achter de koeien had kunnen gaan zitten, want de Duitsers – zo had hij eens gehoord – waren bang voor die beesten!
Overigens wilde hij blijven zitten in het hooigat, er ook van overtuigd dat kogels hem daar niet konden deren. Naïef als hij was probeerde ik (HvdP) hem uit te leggen dat kogels door hooi en hout gaan, maar hij hield voet bij stuk, en reageerde met de zijn bekende eigenwijsheid: ‘hoe weet jij dat nou’? Ook het feit dat de Duitsers natuurlijk al bij honderden andere boeren in ons land ervaring hadden opgedaan met boerenzonen die zich in de barg veilig waanden, ging er volgens de boerenlogica van Siem niet in. Hij wilde dus aanvankelijk niet voor de dag komen, maar na aanhoudend daartoe te zijn gesommeerd door zijn vader, gaf hij zich over.
Siem moest op de fiets mee – op zijn eigen fiets – naar de stenen brug (Van Klaverweijdenweg thv de Boskade), tussen de paarden van de Duitsers in. Daar stond reeds een aantal Hoogmadese jongens bij elkaar. Mien Mooren en Riek van Wieringen kwamen net terug schaatsen (hun vrienden bleven in de polder) en zagen daar (aldus Mien van Wieringen-Mooren in 2009) Siem staan, samen met o.a. Siem van Rijn (neef), Gerard Volwater en Siem van Leeuwen (aangetrouwde neef); totaal een stuk of tien personen, schat Siem.
Daar moet ook Niek van Wieringen, de broer van Siems vriendin Jo, getrouwd met Katrien Volwater, bij zijn geweest. Volgens Theo van Wieringen (1927-2011) (hij was ook de broer van Jo, Siem van Tols verkering) was zijn broer Niek in die tijd Den Haag al ontvlucht, waar hij melkboer was. De grond was hem daar al te heet onder de voeten geworden. Hij was teruggekeerd naar Hoogmade (met vrouw en kinderen), naar (halfteler, half tuinder/boer) Piet Volwater (oorspronkelijk uit de Veen) aan de Boskade, zijn schoonvader.
Weinig Duitsers in het dorp
Volgens Theo heeft ‘Hoogmade’ in de oorlog nauwelijks Duitsers gezien. Een korte tijd zijn er Duitsers bij boeren ingekwartierd geweest, met paarden. Er waren wel geregeld patrouilles en ‘invallen’ door de Duitsers om hun eigen ‘muilen’ te voeden, herinnert Koos van Wieringen. Zo waren er meerdere paardenrazzia’s in de oorlog. Dan werden de Duitsers in het dorp gedropt en bezochten alle boeren. Ze hadden het – uiteraard – voorzien op jonge paarden. Oude en kreupele dieren mochten de boeren altijd houden. Koos herinnert zich dat zijn buurman Bert van Schie zijn wat oudere paard mocht behouden, maar hij moest als ‘beloning’ wel de Duitsers (die gedropt waren en dus geen vervoer hadden) terugbrengen met de brik naar Leiden.
Bij de vader van Koos zijn door de Duitsers eens acht koeien tegelijk meegenomen, alsmede en grote hoeveelheid kaas (alle koeienboeren in Hoogmade maakten kaas, meestal Goudse). Koos zelf hoefde niet naar het front, hij zat tijdens de mobilisatie in Scheveningen. Hij was hulphoefsmid, en die liepen in zekere zin achter de troepen aan. Hij had dat vak geleerd, juist om te voorkomen dat hij naar het front moest.
Op de trein naar Duitsland
Op de dag van de razzia waren Niek van Wieringen en zijn zwager Gé Volwater verrast omdat de Duitsers dus over het ijs kwamen. Hoewel er een diep gat onder de hooiberg was gegraven als schuilplaats tijdens razzia’s, hadden ze geen tijd om te vluchten en werden ze gepakt, tegelijk ook met Jan van Wieringen, zijn broer.
Niek en Gé zijn meteen op de trein naar Duitsland gezet en zijn tot het einde van de oorlog bij elkaar gebleven, ergens in Duitsland. Aan het einde van de oorlog gingen ze terug naar Nederland, maar het noordelijk deel van ons land was nog steeds bezet, dus ze konden niet naar Hoogmade. Ze hebben nog een tijdje verbleven bij en boer in Gorssel (thans gemeente Lochem) in Gelderland, aldus Theo van Wieringen.
Niek van Wieringen was eerst melkwagenchauffeur en later melkboer geworden in Den Haag. Ook na de oorlog bleef hij dat vak doen, onder meer in het oude Scheveningen. In de tweede helft van de vijftiger jaren heeft hij café Maaldrift gekocht van de erven Van Leeuwen (Klaas van Leeuwen, getrouwd Volwater – familie van zijn schoonvader).
Vanaf de stenen brug ging het lopend naar Leiden naar – wat Siem noemt de Heck – een horecagelegenheid-hotel aan de Stationsweg waar hij in zijn herinnering hooguit twee nachtjes is geweest. Nog diezelfde dag, of de dag er na gingen Mien Mooren (die was toen 29 jaar) en Siems zus Floor van Tol (die was 17 jaar; haar oudere zussen Mien, Ali en Marie waren al het huis uit) op de fiets over het ijs naar Roelofarendsveen om aldaar bij een speciaal document te halen om Siem vrij te krijgen vanwege diens onmisbaarheid op de boerderij van zijn vader en diens noodzakelijke arbeid voor de voedselvoorziening.
Ontheffing via agrarisch bureau in de Veen
In Roelofarendsveen – aldus Theo van Wieringen – zat een agrarisch bureau dat werd beheerd door ene Van Heden (spelling: Van Heeden?). Hij was oorspronkelijk ambtenaar in rijksdienst. Het was een vrolijke kwant die wel van een borreltje hield dat hem door boeren dan ook vaak werd aangeboden. Volgens Theo een betrouwbare ambtenaar, geen NSB’er, aan wie veel boerenzoons te danken hebben dat ze op het bedrijf konden blijven in de oorlog. Daar hebben Mien en Floor dus een document gehaald waarmee Siem weer vrij kon komen. Kennelijk had Mien Mooren daar al meer ervaring mee, want haar broers hadden al zo’n ontheffing (Mien was boerendochter, een nicht van Siem want haar moeder was een zus van Siems vader Jaap van Tol. Zij woonde op boerderij Huis De Banken).
Siem en diens vader wisten niets van die ontheffingsmogelijkheid. Overigens waren zij bepaald niet de enige boerenjongens op het dorp die er niet van wisten, blijkt uit het verhaal dat Mien Mooren: Omdat drie neven, allen boerenzoons, van haar in Hoogmade waren opgepakt (Siem van Tol, Siem van Leeuwen en Siem van Rijn) gaf Miens moeder haar nog een tientje mee voor de nonnen in de Veen (bij de vroegere r.k. kerk), zodat die nog konden bidden voor hen.
Dat fietsen over het ijs naar de Veen viel helemaal niet mee, herinnert Siem zich uit de verhalen. Floor viel regelmatig. Dat was niet zo gek – zo vertelde Mien Mooren in 2009 – want Floor reed op een herenfiets. En in die jaren droegen de dames nog geen broeken. Onderweg zijn ze van fiets geruild. Bovendien zaten er niet op alle wielen banden.
Siems vader ging waarschijnlijk nog vrijdag 2 februari, mogelijk zaterdag 3 februari naar Leiden om met het document om zijn zoon vrij te krijgen. Volgens Siem was zijn vader lopend gekomen, hoewel er dus wel een fiets was, want die had een dorpeling weer terug bezorgd. Wellicht dacht Jaap dat met twee volwassenen op één fiets terug erg moeilijk zou zijn. Het was overigens niet heel koud die dag. De dooi had al zo’n beetje ingezet, het zal een paar graden boven nul zijn geweest.
Verbitterde schoonmoeder
Van die terugreis herinnert Siem zich alleen dat hij Hoogmade weer binnen liep en bij zijn vriendin Jo langs ging om te melden dat hij weer vrij was. Zijn ‘zwager’ (Siem was nog niet getrouwd met Jo) Niek van Wieringen (die in Duitsland terecht kwam), is pas aan het einde van de oorlog teruggekeerd in Hoogmade. Siems schoonmoeder maakte daarover fijntjes een opmerking dat haar zoon niet was teruggekomen en dempte daarmee een beetje – zo voelde Siem dat – de feestvreugde rondom Siems eigen terugkeer.
Verder is Siem veel vergeten: hoeveel Duitsers hielden nou eigenlijk die razzia, waren ze te paard, gemotoriseerd? Siem herinnert zich wel dat de stallen van zijn ome (Leo) – Frederikskade – ooit waren gevorderd voor het stallen van paarden van de Duitsers. Maar welke rol de Duitsers verder in het dagelijks leven speelden in Hoogmade is hem geheel ontgaan.
Koos van Wieringen (van de Van Klaverweijdeweg, thans woning van zijn zoon Thijs) herinnert zich anno 2009 dat de Duitsers te paard kwamen. Er werden in de oorlog soms razzia’s gehouden, maar zoals gezegd leverde dat weinig resultaat op; de jongeren (geen boerenzonen dus) waren meestal al het land in gevlucht. Vaker, met name na 1943, kwamen de Duitsers paarden ophalen bij de boeren. Niet alle paarden werden gestolen, want als ze belangrijk waren voor de voedselproductie bleef er ten behoeve daarvan altijd wel een achter op de boerderij.
Volgens Koos van Wieringen en Mien Mooren (anno 2009) waren er die dag 17 jongemannen opgepakt. Dat was best een groot aantal, ondanks dat veel jongens konden ontsnappen via het ijs. Een aantal van hen vluchtte richting Huis de Banken in Rijpwetering en werden opgevangen door de moeder van Mien Mooren, de tante van Siem (zus van zijn vader Jaap). Die zijn een dag later terug gegaan naar Hoogmade. Omdat hij zo mistig was kregen zij ook nog eens witte lakens mee zodat ze nog minder makkelijk konden worden gezien door eventuele Duitse patrouilles. Ze hebben – aldus het verhaal – nog een nacht doorgebracht in het Koehotel aan de vroegere ‘Zwarte Weg’ (bij Jan van Rijn, familie). Ze mochten blijven en ook mee-eten ,,als ze maar hun eigen aardappels schilden.”
Dienstplicht en mobilisatie
In zijn herinnering is Siem een half jaar in dienst geweest, of zoals hij zelf zei: ’toen ik moest opkomen voor mijn nummer’. Volgens Siem hoefde je maar een half jaar als je koos voor de ‘onberedenen’. Siem moest het kanon bedienen dat door zes paarden werd voortgetrokken. De ‘beredenen’ stuurden (en reden op) de paarden en moesten volgens hem ‘langer dienen’. Die kregen na de diensttijd van een half jaar een baantje elders, en werden vaak belast met de zorg voor de paarden. Siem had ook nog kunnen kiezen voor de infanterie; dat duurde ook ‘maar’ een half jaar. Maar lopen in het algemeen en dan ook nog in het gelid; dat kon hem niet erg boeien.
Voor zover Siem dat nog weet moest hij opkomen in de Doelenkazerne in Leiden, waar hij de meeste tijd heeft doorgebracht. Als hij geen dienst hoefde te lopen in het weekeinde, dan kon hij – op de fiets – naar huis (circa 1932). ,,Misschien dat ik ook doordeweeks weleens naar huis ben gefietst.”
Hij herinnert zich dat zich nog wel dat er een oefenveld was, ergens in of richting Wassenaar. Tegen het einde van zijn diensttijd moest hij een paar weken naar Oldebroek in Gelderland om met de kanonnen te oefenen. Paarden en kanonnen gingen dan ‘op de trein’. Hij bakte er niet veel van, daar in Oldebroek. Hij had nog maar een paar keer met de kanonnen geschoten of de officier liet al hoofdschuddend zijn afkeuring blijken.
Uit de periode van de dienstplicht herinnert Siem zich ook ene Piet van de(r) Meij uit de Bodegraafse Meie. Die kwam hem ook ophalen op de dag dat Siem voor de mobilisatie naar Zaltbommel moest. Hoe ze elkaar leerden kennen, weet Siem niet meer. ,,Misschien wist die Van de Meij nog uit onze diensttijd dat ik een verlegen jongetje was’ (dat was Siem dus zeker ook in militaire dienst).
Siem is waarschijnlijk in Delft gekeurd (hij zegt dat dat de bij de gemeente was, maar dat is onwaarschijnlijk). Hij is tegelijk gekeurd met Henk Bank (fietsenmaker) en Koos Volwater (Kerkstraat t.o. toenmalige postkantoor).
Terugtrekken, terugtrekken!
Siem is in 1939 gemobiliseerd. Het moest bij de Grebbeberglinie in de Gelderse vallei ons land gaan verdedigen, een verdedigingswerk dat toen al 200 jaar oud was. Hij was ondergebracht bij een boerderij in Zaltbommel, sliep daar op de hooizolder. Nadat Siem voor de eerste keer met verlof naar huis mocht, ging hij eerst aan bij zijn zus – die woonde met Siem Borst in de boerderij van haar schoonvader – om haar te feliciteren met het huwelijk. Dat moet circa oktober 1939 zijn geweest.
In 1940, op 8 mei, een paar dagen voor het begin van de oorlog, trouwt zijn jongere zus Wilhelmina (Mien van 1917) met Cornelis Langeslag. Die bruiloft mag hij wel bezoeken. Siem herinnert zich dat hij knap nerveus was, hij moest immers, verlegen en wereldvreemd als hij was, voor het eerst in z’n eentje het traject Zaltbommel met trein en bus moest afleggen. Hem was meegedeeld dat hij direct de dag na de bruiloft moest terugkeren, maar om de een of andere reden lukte dat niet.
Siem voegde zich pas op de 10de mei weer bij ‘zijn’ troepen, de dag waarop in alle vroegte de Duitsers Nederland op diverse plekken waren binnen gevallen. Zijn leidinggevende kondigde straf aan voor Siems verzuim, maar dat is er nooit van gekomen. Volgens Siem was hij wel op weg naar de Grebbeberg, maar heeft die die nooit bereikt. ,,Ik herinner mij eigenlijk alleen maar bevelen als ’terug trekken’. Na de overgave van Nederland is hij door de Duitsers een paar dagen gevangen gehouden, waarschijnlijk in Delft, waarna hij naar Hoogmade mocht terug keren.
Geweldige verhalen Henk. Ondanks dat ik die mensen niet ken voel ik wel hun emotie. Ook roept het beelden op die in onze eigen familie rondzingen. Groetjes, Ed.
Mooi verhaal om te lezen! Het gaat over mijn ome Siem van Tol.
Ik ben een dochter van Jan van Wieringen (broer van Jo en Nico)
Het was dus mijn oma die de vreugde van het terugkeren van Siem, nadat hij was opgepakt, dempte.
Het verhaal van Niek toen die opgepakt was kende ik wel, maar van Ome Siem van Tol niet.
Als jong meisje werkte ik nog een poosje bij Koos van Wieringen en Mien Mooren op de de boerderij Ora et Labora in Hoogmade, het was de geboorteplek van mijn opa.
Ook aan de Driesjeshoeve waar mijn opa en oma van Wieringen woonden heb ik natuurlijk herinneringen.
Dank en Groeten, Joke
Bepaalde genoemde plaatsen ken ik wel, de personen niet (tenminste niet van naam, maar misschien wel van gezicht). Was interessant om te lezen!
Henk, prachtig geschreven, ik heb genoten.
Het verhaal van mijn opa (Niek / Nico van Wieringen) heb ik al vaak gelezen maar dit verhaal kende ik nog niet! Bedankt voor het delen ;)