Onleesbaar Leids Jaarboekje 2017 vooral boekenkastvulling
Het is de Vereniging Oud Leiden weer gelukt. Ik heb opnieuw het Jaarboekje van deze club ongelezen aan mijn verzameling boeken toegevoegd. Mooie kleurtjes die boekjes op rij in mijn boekenkast, dat wel. Ik blader elke nieuwe uitgave altijd door op zoek naar een leesbaar verhaal. Maar ook deze keer staat het Jaarboekje 2017 vooral vol met intellectuele prietpraat. Leuk voor de happy few (zeer gespecialiseerde historici), maar echt niet te douwen voor de gewone mens.
Jazeker, ik ben globaal in Leidse geschiedenis geïnteresseerd, maar niet als tone en setting ervan meer weg hebben van dissertaties, vooral wetenschappelijke beschouwingen/onderzoeken zijn met teveel voetnoten. Hartstikke belangrijk hoor dat dat gebeurt, maar als eenvoudig consument (een luie, makkelijke lezer) wil ik wel wat plezier hebben. Als lid van Oud Leiden draag ik via mijn contributie bij aan het instandhouden van deze bijna oer-Leidse traditie.
Alweer enige tijd geleden sprak ik voorzitter Rens Heruer van Oud Leiden over mijn standpunt, maar die was het volkstrekt met mij oneens. Hij refereerde aan de statuten van zijn club waarin nadrukkelijk staat dat het om ‘wetenschappelijke bijdragen aan de Leidse (en regionale) geschiedenis moet gaan’. Uitgepraat, helaas.
Waarom geeft Oud Leiden iets uit dat niet of nauwelijks wordt gelezen. Waarom doet de vereniging niet meer voor de leden. Ten onrechte claimt ze succes door te schermen met een (groot?) ledenaantal van ruim 2300 leden. Zeer loyale mensen trouwens die altijd Oud Leiden zullen blijven steunen. Uit liefde voor de stad, niet vanwege de toegankelijkheid van de Jaarboekjes. Bij velen is zo langzamerhand meer een soort sport ontstaan om alle uitgaven te bezitten.
Hoe loyaal is Oud Leyden eigenlijk naar de leden toe? Hoe zorgt Oud Leiden er voor dat de leden vanuit hun hart de geschiedenis omarmen omdat ze ook kunnen begrijpen wat de club uitgeeft en waarmee die bezig precies is? Moet dat niet de overweging zijn bij het uitgeven van Jaarboekjes? Oud Leiden wil gezien worden; niet gelezen. Het was en blijft een elitair incestclubje.
Waarom niet twee of drie keer per jaar een glossy tijdschrift/magazine over ons Leiden. Sowieso omdat er veel meer gebeurt in onze stad. Er zijn tal van organisaties die zich met cultuur en geschiedenis bezig houden, vaak ook met een eigen huisorgaan. Kan Oud Leiden ook beter uitleggen waarom de vereniging zich inmiddels ook gedraagt als actievoerster, zich bemoeit met de inrichting van onze stad (o.m. verzet tegen nieuw terras van Annie’s Verjaardag).
De club draait op vrijwillgers. Het Jaarboekje 2017 is 4 november officieel gepresenterd, waarna vrijwilligers (vanwege kostenbesparing) een paar weken de tijd hebben om het onder leden te verspreiden. Bij mij plofte het boekje pas op 2 december op de deurmat (bijna 4 weken later dus) in een te kleine enveloppe als gevolg waarvan er een knik zat in de rug van het boekje en een hoek van de omslag was verfomfaaid. Daar doe je een verzamelaar zeker geen plezier mee!
stuur HVOL een mail of ze naast het gewone jaarboekje , een jaarboekje voor dummies uitbrengen :P
Moet u nu gelijk zo dom reageren?
Kennelijk staat er onder de brievenbus van Leidse Henkie een grote afvalemmer waarin de post ongelezen verdwijnt. Anders zou hij weten dat de Historische Vereniging Oud Leiden (HVOL) al heel lang, niet twee of driemaal, maar vier keer per jaar een glossy tijdschrift(je) uitgeeft onder de titel Oud Leiden Nieuws. Het fraai geïllustreerde magazine bevat korte artikelen en vestigt de aandacht op nieuwe uitgaven betreffende de geschiedenis van Leiden en omstreken. Verder aankondigingen van lezingen of evenementen en verslagen van diverse werkgroepen. En – inderdaad – nieuws over positieve en negatieve ontwikkelingen die in de ogen van het HVOL-bestuur en de leden goed of juist bedreigend zijn voor het stadsbeeld. Volgens de statuten is dit juist een van de taken van de vereniging (zonder de bemoeienis van Oud Leiden in de jaren vijftig zouden we nu met een gedempt Rapenburg zitten – tel uit je winst). Tenslotte is er ook nog een mooie website waar iedereen iets van zijn of haar gading kan vinden.
Wat het Leids Jaarboekje betreft kan het best zo zijn dat sommige verhalen minder aanspreken. Daar is niks mis mee, ook niet wanneer je geen zin hebt om al die voetnoten en verwijzingen te bestuderen. Wat ik wel een misser vind is de absoluut ongenuanceerde kritiek in de trant van ‘het deugt niet en is nooit goed’. En wanneer Henkie zich in deze beschuldiging niet herkent zou het goed zijn om aan te geven welke artikelen hij wel of niet de moeite waard vindt. Daar hebben én de redactie van het Jaarboekje én de Leidse geschiedenisliefhebbers iets aan.
Tenslotte nog dit. Henkie schrijft: ‘Bij mij plofte het boekje pas op 2 december op de deurmat (bijna 4 weken later dus) in een te kleine enveloppe als gevolg waarvan er een knik zat in de rug van het boekje en een hoek van de omslag was verfomfaaid. Daar doe je een verzamelaar zeker geen plezier mee!’ Huh? Voor boekenkastvulling maakt een knikje of een verfomfaaid hoekje toch niets uit?