Mijn naam is Pop, en ik heb helaas maar heel erg kort geleefd!
In mensenjaren uitgerekend ben ik maar ongeveer 9 jaar oud geworden,. Ik ben geboren op 23 juli 2018 in Lelystad, in een nest met drie zusjes. Mijn vader heb ik nooit gekend, want mijn moeder was een echte zwerfkat. Haar trof het geluk dat ze vlak voordat ze van ons moest bevallen lieflijk werd opgenomen door een jong gezin, waar wij de eerste maanden van ons leven gezusterlijk doorbrachten
Eind september 2018 zijn wij verhuisd naar Leiden. Mijn zus Nel en ik naar de Vestestraat, mijn twee andere zussen naar de Druckerstraat. Ik stoeide veel met mijn zusje die trouwens al vanaf haar geboorte een stuk zwakker, later bleek ziekelijk ook, was dan ik. Onze baasjes namen het vaak voor haar op als ze weer aan het piepen was als ik met haar speelde.
Sedertdien ben ik alleen, maar zeker niet eenzaam. Mijn baasjes zorgen goed voor mij, en ik beschik over de nodige speelmaterialen. En als dat niet volstaat, zoek ik mijn eigen vertier in de sokkenlade, in de gordijnen, in de kerstboom – wat is dat leuk zeg!, met schoenen/schoenveters, met aluminiumfolie-balletjes die ik verstop achter de wasmachine.
Soms ben ik verveeld en dan haal ik zo’n glinsterend balletje terug en leg het in de buurt van mijn baasjes in de hoop dat ze ermee gaan gooien. Dan spurt ik de trap af om de prop weer op te halen en breng het weer terug, net zolang tot ik – of mijn baasjes – het zat worden.
Zij hebben mij Pop genoemd. Waarom weet ik eigenlijk niet. Een korte, krachtige naam. Er zat geen reden achter. In het begin dacht ik trouwens dat ik ‘nee’ heette. Elke keer als ik kattenkwaad uithaalde (als ik mijn nagels zette in de dure bank; als ik op het aanrecht sprong; als ik in de gordijnen hing, etc.) klonk er loeihard en lang aangehouden ‘nee’, soms gevolgd door mijn naam. Meestal schrok ik daar – althans van het volume – wel even van, niet voor lang trouwens.
Bij mijn logeeradres in Den Haag mocht ik veel meer. Als mijn baasjes op vakantie waren, dan verbleef ik daar in een flat aan de Loevesteinlaan, bij de moeder van één van mijn baasjes. Daar mocht ik letterlijk alles. Dat heeft haar heel wat gekost. Ik heb er de volledige vitrage aan gort getrokken, van veel fotolijstjes het glas gebroken, etc. Maar van haar geen onvertogen woord. En ik mocht bij haar op bed slapen. Mijn baasjes stonden dat nooit toe; ik sliep in mijn mand op de overloop. Als ik ’s morgens de wekker hoorde, liet ik altijd meteen van mij horen. En dan mocht ik naar binnen.
Vanaf voorjaar 2019 dreef mijn instinct mij naar buiten. Ik kon die drang niet onderdrukken. De eerste keer was ergens in mei. Het was prachtig weer, de ramen op de eerste verdieping – de woonkamer – stonden wijd open. Ik probeerde van daaruit op de omlijsting van de zonwering te springen, maar dat ging mis. Ik belandde drie meter lager op straatstenen – geen letsel hoor, want wij katten kunnen dat – en verkende van daaruit de nabije omgeving: een prachtig kruidenparkje met veel struikgewas en lage boompjes. Veel buurtkatten, van wie ik er met één – zo’n ouwe teef zonder kinderen – meteen ruzie had. Ik kreeg toen een pats op mijn neus. Ik dorst toen niet meer naar buiten.
Maar mijn natuur dwong mij weer ontsnappingspogingen te doen, want mijn baasjes wilden mij binnen houden. Een paar dagen later ontsnapte ik via een nauwe opening van het openstaande dakraam in de douche op de tweede verdieping. Vreemd genoeg kon ik de weg terug helaas niet meer vinden. Uren heb ik staan miauwen in de dakgoot van de buren. Mijn baasjes hoorden mij wel, maar zagen mij niet. Ze dachten dat ik in de kruipruimte was gekropen, maar na verloop van tijd hadden ze het door. Een van hen stak een lege bananendoos uit het raam. Ik kon er vanuit de dakgoot zo in springen, en vervolgens werd ik naar binnen worden ‘gehengeld’.
Ik was een stoere meid, populair bij veel buurtjes. Ik dorst veel, was voor honden – hoe groter hoe liever – en oude katers niet bang. Ik was altijd herkenbaar aan mijn rode halsbandje dat schitterend afstak bij mijn zwarte pels. Ik liet me meestal makkelijk aaien als ik buurtjes wat langer kende, maar niet te lang want dan was mijn aandacht weer door iets anders getrokken. Voor postbodes maakte ik altijd even tijd en zij voor mij.
Mijn omzwervingen werden almaar groter en steeds stak ik bijna blindelings de drukke Driessenstraat over. Dat werd mij donderdag 19 december fataal. Ik spurtte de Vestestraat uit richting Nieuwe Rijn en kwam onder een wiel van een passerende automobiliste terecht. Ik was vrijwel op slag dood. Een andere automobilist heeft mijn lijkje langs de kant van de weg gelegd. De Dierenambulance heeft mij vervolgens afgevoerd.
Mijn naam was Pop en dit was mijn leven. Ik ben op ruim een maand na anderhalf jaar oud geworden!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!