Leiden mede schuldig aan neergang Leidsch Dagblad

Het is bijzonder dat sommige gemeenten nu mee willen denken over hoe regionale dagbladen hun kop boven water kunnen houden. Een tijdje geleden stonden er flink wat ingezonden brieven in het Leidsch Dagblad waarin zelfs een pleidooi voor rechtstreekse geldsteun door overheden. In het verleden is dat al vaker geopperd, maar ook nu merk ik – ruim een maand later – dat het tot niets concreets heeft geleid. ‘De bergen zijn in barensnood, geboren zal worden een lachwekkende muis! Veel energie voor net zoveel luchtverplaatsing.

Het heeft ook iets grappigs (maar niet heus), want juist gemeenten als Leiden zijn er debet aan dat het slechter gaat met het Leidsch Dagblad. Het is niet hun grote schuld, maar ze hebben er wel invloed op gehad.

Van oudsher stoelt de exploitatie van dagbladen op twee poten: abonnementsgeld en advertentie-opbrengsten. Vooral advertenties zijn nauwelijks meer te vinden in de kranten, want relatief duur (in feite: te weinig nuttig effect voor ondernemers en gemeenten door geringer bereik/opbrengst (koop- en leespubliek).

Sinds begin jaren tachtig lijdt Leidsch Dagblad onder de concurrentie van de sedert die tijd opgekomen gratis huis-aan-huisbladen, die vanwege lagere kosten veel lagere advertentietarieven kunnen rekenen. En als wapen altijd voerden dat ze in elke woning worden bezorgd. Voor het gemak vergaten ze te melden dat op veel brievenbussen (ik schat tenminste 15 procent) nee-nee-stickers zijn geplakt. En dat het kwalitatief leesbereik van dagbladen drie keer zo hoog is als dat van een huis-aan huis-aan-huis-krant. Volgens onderzoek wordt een dagblad gemiddeld (inclusief doorgeven – dubbellezers – aan de buren) door bijna 2,5 persoon gelezen, terwijl een huis-aan-huiskrant gemiddeld door 0,8 persoon wordt gelezen.

Het zijn vooral gemeenten die, ten koste van de regionale kranten, media tegen elkaar hebben uitgespeeld. Sommigen gemeenten begonnen zelfs een eigen krantje. Inmiddels is ook de huis-aan-huis-bladenmarkt versjteerd door nieuwe media (zo heeft iedereen elkaar opgevreten – het lijkt de echte wereld wel!). Eigenlijk kan thans geen enkel medium genoeg geld verdienen om z’n kop boven water te kunnen houden, Heel, heel misschien dat een enkele internetondernemer nog een dun plakje kaas op brood verdient.

Het kan verkeren. Begin jaren zeventig was er bij Leidsch Dagblad geregeld – meestal vrijdag of zaterdag – een advertentiestop, gewoon omdat de persen geen dikkere kranten konden drukken. En eind jaren tachtig kampten regionale kranten met exploitatieproblemen omdat de advertentieverkoop dramatisch was gedaald.

Dagbladbedrijven kunnen zich ook zelf hun ondergang verwijten, want decennialang werden ze gekenmerkt door een trage ondernemersgeest, door arrogantie (overdreven veel vertrouwen in oude inzichten, want ‘papier’ deed het bij wijze van spreken al 100 jaar ‘goed’, had zelfs de komst van radio en televisie overleefd) en gebrek aan (of te late) kennis en kunde van nieuwe ontwikkelingen op gebied van communicatie en nieuwe media.

Ook de inhoud van de krant boeit steeds minder mensen. Leidsch Dagblad heeft thans ruim 31.000 abonnees. Da waren er begin jaren tachtig ruim 50.000. Gerekend naar abonnementsprijzen van nu scheelt dat 7 miljoen euro jaaromzet (20.000 x 350 euro). Natuurlijk is voor veel lezers de prijs van de krant een (mede) argument het abonnement te staken (naast het feit dat veel informatie elders gratis is).

De prijs van de krant was ook voor gemeenten, semi-overheidorganisaties en grotere bedrijven een argument om zogeheten knipselkranten op te zetten, zodat al die raadsleden en topambtenaren en anderen van relevante artikelen – soms weken later – een fotokopietje op hun bureau kregen. Dat kostte Leidsch Dagblad vele honderden abonnees. In dat opzicht zou het al een hele steun zijn als al die raadsleden en hoge ambtenaren en anderen nu – vandaag nog – een abonnement zouden nemen. In de regio Leiden schat ik dat aantal op ruim 1000 (x 350 euro = 350.000 euro). En dat niet meer lezen van de krant had nog een ander effect; het werkte – in negatieve zin – ‘aanstekelijk’ voor andere lezers als ze hoorden dat hun ‘gezagdragers’ geen abonnee meer waren.

En ik bespeurde tijdens mijn loopbaan als journalist dat politici een zekere weerzin , zelfs rancune ontwikkelde tegen de krant als iets werd gepubliceerd dat in hun ogen niet gewenst of niet opportuun was. Er kwam een moeilijk tastbare anti-stemming tegen de krant die het gezag soms kritisch onder de loep nam. Dat had ook iets vreemds, want als een raadslid iets wilde lekken (en geloof me dat waren er veel), dan stapten ze wel naar de redactie van het Leidsch Dagblad en nagenoeg nooit naar een van de huis-aan-huisbladen.

En – het moet gezegd – het gezag van journalisten (als baan, als vorm van emploooi) – is ook ernstig aangetast. In de tijd dat ik begon in het vak (1975) behoorde het nog bij de top 5 van van begeerde maatschappelijke baantjes. Ik zou niet weten hoe hoog het vak nu staat genoteerd.

Al dat ‘negatieve’ rond de krant, neemt niet weg dat elke dag 31.000 abonnees (dat zijn circa 75.000 lezers) op de een of andere manier ‘plezier’ beleven aan het Leidsch Dagblad en daar geld voor over hebben. En als medium van nog enig bereik en kwaliteit is het bestaan belangrijk voor het functioneren van de democratie, voor enig toezicht/inzicht in wat er in die gemeenteraden en, vooral ook in die colleges van burgemeester en wethouders, wordt bekokstoofd.

Om even in Leiden te blijven: noodwoningen van asielzoekers, rel rond een Leidse pedofiel, sloopplannen universiteit voor sociale woningen aan Doelengracht, kritiek van inwoners dat gemeente/wethouders te snel de kant kiezen van projectontwikkelaars, etc. Zonder Leidsch Dagblad had ik het niet geweten. Ik vind het prima dat de krant – mede namens mij – de lokale gebeurtenissen ‘kritisch’ volgt en daarover een mening geeft. Dat laatste mag overigens wel wat vaker op basis van een scherpe analyse. De krant moet meer bijten, is nu soms te lief.

Je bent als raadslid en/of wethouder fundamenteel democraat als je in een vitrine durft te staan en je aan alle kanten laat bekijken. Pas dan kun je als bestuurder roepen dat je openheid (niet te verwarren met openbaarheid – die is gevat, georganiseerd, in wetten en regeltjes) tot mentaliteit hebt verheven, dat het in je karakter zit. Helaas bespeur ik zowel in de krant als op televisie dat politici een soort gladde praat – met gemaakte brede glimlach – hebben ontwikkeld om hun argumenten/inhoud te maskeren, zo in de sfeer van: wat een aardige, vriendelijke bestuurder. Zo’n presentatie van de Leidse wethouder Strijk; ik krijg van die aanhoudende toneelvoorstelling van hem de rillingen op mijn rug.

Ja, we hebben inmiddels wel gesubsidieerde de regionale televisie. Omroep West heeft zich ontwikkeld tot een kwalitatief redelijk allround medium (maar te weinig Leids), in tegenstelling tot Omroep Rijnland dat zich – buiten oneindige herhalingen van grote evenementen – vooral afficheert als kritiekloos dienblad van bestuurders en regenten, met het soort nieuw zoals dat in de kranten in de jaren vijftig stond. Het is meestal gruwelijk om naar dat ene mannetje te kijken dat nagenoeg alle presentaties van Omroep Rijnland doet. Wat een weggegooid geld is dat.

.

1 antwoord
  1. Ton
    Ton zegt:

    Oud journalisten doceren uit eigen gewin maar al te graag de kunstjes aan de heren/dames politici. De glimlachjes, de 5 “W’s”, de gladde praat en ga maar zo door. Even de hand in eigen boezem steken.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *