Krekelaar (Piet, * Leiden 1942)
Een van de bekendste na-oorlogse kasteleins was ongetwijfeld Piet Krekelaar, die tussen 1966 en begin jaren negentig diverse bekende kroegen heeft uitgebaat. Piet was een zoon van P. A. Krekelaar, die later (vanaf 1960) kunst- en antiekhandelaar was en eind jaren tachtig in de Pieterskerkchoorsteeg nog de zaak De Pancrat dreef. Piet was getrouwd met Agnes Verhoeven, zij kregen twee kinderen Chantal en Michel die is overleden in 1972.
Betekenis van de naam Krekelaar: Bijnaam voor een knorrig mens. Afgeleid van het werkwoord krekelen = murmelen, knorren’ (Bron: ‘Leienaars’ van Piet van Sterkenburg, 2017).
Piet Krekelaar (geboren in 1942, getrouwd met Agnes Verhoeven, geboren in 1940, overleden in 1996) vertelt in het Leidsch Dagblad van 30 december 1993 (dan 51 jaar oud) over zijn vertrek uit Leiden. Na 27 jaar Leidse horeca gaat hij definitief naar Willemstad op Curaçao om daar met Club Paradise annex De Bierbengel een nieuw avontuur te beginnen. Hij ziet, ook al vanwege zijn leeftijd, in Leiden geen kansen meer. Ruim een jaar daarvoor, op 4 oktober 1992 is hij gestopt met zijn laatste, Leidse avontuur , ‘De Kreek’ aan de Turfmarkt.
Na een loopbaan als verhuurder van kunstbloemen, begint hij in 1966 als 23-jarige in de Pieterskerkchoorsteeg het jongerencafé Vicalo. Dat was volgens hem nog in een tijd dat iedereen met groot gemak een kroeg kon beginnen. Niet veel later moeten horecamensen aan verschillende eisen voldoen; ze moeten minimaal 25 jaar oud zijn en in bezit van horecapapieren.
Piet heeft het tien jaar uitgehouden in de Vicalo, en begint dan in De Gouden Leeuw aan het Noordeinde. Een tijdje twee horecabedrijven tegelijk zelfs. Er zijn meteen problemen: wegens overtreding van de sluitingstijden moeten zowel De Gouden Leeuw als de Vicalo vroeger sluiten, namelijk om 12 uur. Piet is des duivels en reageert furieus in het Leidsch Dagblad van 22 januari 1976.
Hij vindt het een onevenredig zware straf van burgemeester Vis, die het ondernemerschap bedreigt. ,,Als je een kroeg weg wilt hebben, controleer je 2 minuten na sluitingstijd of die zich aan de lokale wet- en regelgeving houdt; dat kun je nooit winnen. Een rechter zou zo’n een zware straf nooit opleggen, omdat de ondernemer daarmee kansloos is en veel te zwaar wordt gestraft. Het kost me 20.000 gulden als ik 3 maanden eerder dicht moet, maar veel lasten gaan gewoon door, terwijl personeel naar de sociale dienst moet. Geef een kroegbaas 1000 gulden boete, dan begrijpt die de boodschap ook wel.”
Piet blijft vijf jaar in De Gouden Leeuw (hele goede jaren, zegt-ie zelf), en begint dan in cafe Bristol op de hoek Nieuwe Beestenmarkt/2de Binnenvestgracht (circa 1981), ook een succesvol bedrijf; een vaak bomvolle tent van goede verteerders, een tent ook waar heel stevig om geld werd gespeeld (pokeren, seven-eleven, e.d.).
Overigens herinner ik mij dat Piet – voordat hij naar de Bristol ging – dat hij een paar maanden mede-uitbater is geweest van De Gouden Wagen, het café van Leen en Nel Cavé, even verderop aan het Noordeinde. Dat café liep toen al slecht, en ik denk dat Leen dollartekens zag in de samenwerking met de populaire kastelein Piet Krekelaar. Die samenwerking was geen lang leven beschoren. Ook heeft Piet nog een paar maanden in de horeca gezeten aan de Lage Rijndijk. Dat is – schat ik – ook ergens in de eerste helft van de jaren tachtig.
De zaken in de Bristol gaan kennelijk zo goed dat Piet zich liet overhalen zijn duiten te investeren in een Amerikaans avontuur in de wijnhandel. Piet vertrok, naar Californië, en keerde bijna failliet na 7 maanden weer terug in Nederland. Hij begon vervolgens weer een café op een bekende plek, De Gouden Leeuw aan het Noordeinde voor een periode van drie jaar, die lang niet zo succesvol waren als in de eerste periode dat hij daar zat. Dus Piet kijkt weer om zich heen, want dat doet hij altijd als hij het niet naar zijn zin heeft. Er doet zich een kans voor om, met drie andere ondernemers, onder wie Henny Wiggers, de Bierbengel aan de Langebrug te kopen, waar Piet het uithoudt tot 1990 ongeveer. Dan stapelen de problemen zich weer op. Omdat de bovenetages van het pand leeg stonden, worden er studenten in gehuisvest, met de nadrukkelijke waarschuwing dat ze boven een café gaan wonen. Dat gaat even goed, maar dan begint toch de klachtenregen, die ongetwijfeld te maken had met het feit dat Piet in zekere zin ‘schijt’ had aan sluitingstijden. Politiecontroles leidden vervolgens weer tot vervroegde sluiting en het publiek bleef weg. Dus koos Piet weer eieren voor zijn geld.
In 1984 is er dus een kort geding over de Vicalo. Volgens mij zat Piet daar toen niet meer zelf in, maar heeft het hij kennelijk onderverhuurd? Uit de Leidse Courant van 20 november 1984: kort geding tussen Piet Krekelaar en E. Kranenburg, eigenaar van pand waarin de Vicolobar is gehuisvest. Aangespannen omdat Kreek zijn verplichtingen niet na kwam. Volgens de krant was Piet toen ook eigenaar van de Bierbengel en wilde hij stoppen met de Vicalobar. Piet en zijn ex-vrouw zouden de huur niet hebben betaald. Na overleg tussen partijen beloofde Kreek zich terug te trekken uit het pand, maar bedong een vergoeding voor de inventaris. Een deskundige zou dat gaan bepalen.
Het nieuwe horeca-avontuur vindt Piet aan de Turfmarkt. Een advertentie in het Leidsch Dagblad van 13 februari 1991 meldt: ‘Opening. Donderdag 14 februari 1991 openen wij ons nieuwe café. U bent vanaf 20.00 uur van harte welkom. Café Bar ”De Kreek”, Turfmarkt 12, tel. 071-121566, Leiden. Vriendelijke groeten, Piet Krekelaar, Agnes, Chantal, Wilbert. Onze zaak is dagelijks geopend vanaf 12 uur’. Kennelijk zijn nu ook zijn vrouw en beide kinderen betrokken bij zijn horeca-avonturen.
In verband met de opening houdt Piet in het Leidsch Dagblad een pleidooi voor vrije sluitingstijden en geleidelijke sluiting; want dat geeft veel minder overlast. ‘Het uitgaansleven is veranderd; klanten komen nu veel later, pas na 21.00 uur’.
Maar ook dat avontuur duurt niet lang, een jaar slechts. Piet sluit zijn horecatijd in Leiden definitief af. Hij zet zijn zinnen helemaal op Curaçao, waar hij de ‘baas’ wordt van een sjieke tent. Het idee wordt hem aangepraat door zijn kroegklanten Jan en Rosaly Wortman die daar een huis hadden waar Piet in aanloop tot uitvoering van de plannen ook maanden logeerde. Piet had er veel vertrouwen in, want Jan was directeur van de Sun-groep, volgens Piet ‘een groep van bedrijven op Curaçao’. Hij zou managing-director van club Paradise (een exclusieve sociëteit voor zakenlieden, moest het aldus Piet worden) worden, en onderdeel van de Sun-groep. Er moest een villa worden verbouwd, en dat werk was in volle gang toen Piet in december 1993 even overwipte naar Leiden en zijn verhaal deed in de krant.
Piet ging naar Willemstad, naar eigen zeggen, niet om rijk te worden, maar voor een rijk leven. ‘Dat kan daar. Mensen leven er buiten. Er is minder stress’. Hij zegt Leiden niet te missen: ‘Er zijn niet veel echte Leidse kroegen meer. Spijkerbak, Van Melsen, misschien De Beurs. Ik kom in de kroeg voor een biljartje, een kaartje en voor een potje gezellig ouwehoeren. Dat heb je bijna niet meer’.
Hoelang het Antilliaanse avontuur heeft geduurd, maar Piet een beetje kennende, schat ik dat hij binnen een jaar weer terug was in Leiden: Piet en samenwerken met anderen; het zit volgens mij niet in zijn karakter. Piet is al weer vele jaren terug in Leiden, waar hij af en toe biljart en kaart, in onder meer De Plantage (anno 2017).
Piet is een heel verdienstelijk biljarter en altijd in voor een kaartje (boonaken), een aangenaam tijdverdrijf, zeker als het nog rustig is in de kroeg. En al die jaren dat ik hem meemaakte, kon je bijna altijd na sluitingstijd nog een biertje bij hem drinken.
Ik heb een aantal jaren voor Heineken gewerkt en ooit het bord “Cafe Bristol”verwijderd en bewaard, dat ik Piet Krekelaar vorig jaar bij de ‘Twee Spiegels’ heb overhandigd.