Hoogmade: het gouden priesterfeest van Henricus Petrus Smeele in 1909

                                                            door Hans van der Wereld

In de loop der jaren is in Hoogmade vele malen een of ander jubileum gevierd. Denkt u maar aan de ontelbare gouden huwelijksfeesten, het zoveel jarig bestaan van een vereniging, een school of een kerk. Een bijzondere noot tussen al die feestvieringen en herdenkingsdagen waren priesterfeesten. Een hele katholieke gemeenschap kon in de ban zijn van het vijfentwintig-, veertig- of zelfs vijftigjarig priesterjubileum van de plaatselijke pastoor. Soms kon zo’n feest zelfs ongekende proporties aannemen waarvoor ‘alles uit de kast werd gehaald’.

Zoals in 1909 in Hoogmade, toen Henricus Petrus Smeele zijn vijftigjarig priesterfeest vierde en tevens herdacht, dat hij vijfentwintig jaar pastoor was in dit dorp. Het feest van Smeele leidde tot landelijke publiciteit in het dagblad De Tijd en in het populaire familieweekblad Katholieke Illustratie. Smeele viel zelfs een koninklijke onderscheiding ten deel en ter herinnering aan zijn persoon en jubileum werd er een keurig portret van hem geschilderd. Hier volgt het verhaal uit een voltooid verleden tijd.

Henricus (‘Hein’) Petrus Smeele werd op 6 mei 1833 te Maassluis geboren als de vijfde van de tien kinderen uit het huwelijk van Paulus Smeele en Catharina Hageraats. Vader Smeele was sinds 1822 eigenaar van een stoomwasserij en natuurblekerij. Hij behoorde in de betrekkelijk kleine rooms-katholieke gemeenschap tot de groep die de kar trok; van 1827 tot 1850 was hij driemaal een periode kerkmeester van de parochie van de H.H. Petrus en Paulus en hij onderhield blijkbaar goede betrekkingen met winkeliers en zakenlieden in Maassluis. Henricus Petrus vertrok op vijftienjarige leeftijd naar Gemert, waar hij op het kleinseminarie een begin maakte met de studie voor het priesterschap. Gedurende zijn studie aan het grootseminarie in Warmond was Smeele in 1856 secretaris van de Mariecongregatie van het seminarie.1

Smeele werd op 15 augustus 1859 in Haarlem tot priester gewijd. Op 3 september van dat jaar werd hij benoemd tot assistent in de parochie van de H. Petrus te Leiden. Hier bleef hij tot het eind van de maand, want op de 30ste volgde zijn benoeming tot kapelaan in de parochie van de H. Laurentius te Stompwijk. Op 11 mei 1861 werd kapelaan Smeele benoemd in de parochie van de H. Catharina te Amsterdam. In 1870, op 25 juni, werd hij pastoor en wel in de parochie van de H. Franciscus van Sales te Vijfhuizen. Op 22 april 1884 volgde zijn benoeming tot pastoor te Hoogmade. Hier vierde hij vier maanden later, op 15 augustus, zijn zilveren priesterfeest.

Henricus Smeele, 34 jaar pastoor in Hoogmade, vierde in 1909 het gouden priesterfeest, een spektakel zonder weerga van en voor het hele dorp Hoogmade.

Een aardige gebeurtenis in het leven van pastoor Smeele was het volgende. Op 15 december 1895 vierde zijn vader in Maassluis zijn honderdste verjaardag. Ter gelegenheid daarvan werd er in de parochiekerk van Maassluis een plechtige mis van dankbaarheid opgedragen door zijn priesterzoon Henricus Petrus, die daarbij als diaken werd bijgestaan door zijn broer Jacobus Henricus (1842-1923), die pastoor was te Achthuizen op het eiland Goeree-Overflakkee. Als subdiaken trad op de pastoor van Maassluis, Johannes Henricus Eeuwens. Ceremoniarius was Leonardus Jacobus Johannes Smeele (1874-1961), op dat moment student in de wijsbegeerte aan het seminarie te Warmond en kleinzoon van de eeuweling. Alle tien kinderen van de oude Smeele waren aanwezig.2 Tien maanden later meldde de Hoogmadese pastoor uit aller naam, dat Paulus Smeele op 27 oktober 1896 te Maassluis was overleden.3

De overlevering vertelt dat pastoor Smeele door zijn vriendelijk optreden in korte tijd de harten van zijn parochianen wist te winnen. Zo positief werden in die tijd trouwens heel wat meer pastoors omschreven. Maar er zijn ook berichten dat Smeele een strenge man zou zijn geweest. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen en de herder van Hoogmade zal – zoals veel van zijn collega’s in die dagen – toch wel als een soort pausje in zijn parochie geweest zijn. Zijn wil zal doorgaans wel wet geweest zijn. Smeele was een man van de klok. De kerkdiensten begonnen bij hem altijd stipt op tijd. De hartenwens van zijn voorganger, Franciscus Josephus Tieleman (1880-1884), een nieuw orgel in de kerk, ging tijdens het pastoraat van Smeele in vervulling. In 1887 kreeg de parochie dit ten geschenke van Flora van Tol-Koppert. Hoofdonderwijzer Meijer bespeelde het voor de eerste maal toen een zoon van de schenkster in het huwelijk trad. Begin 1899 ondernam pastoor Smeele plannen om te komen tot de aanleg van een begraafplaats bij de in 1875 gebouwde kerk; begrafenissen hadden tot dan toe nog altijd plaats in de Frederikspolder, waar in 1820 een kerkhof was aangelegd. Na de goedkeuring door het bisdom en het gemeentebestuur van Woubrugge kon op 4 juli 1900 het nieuwe parochiekerkhof door Smeele worden ingewijd.

Een feest als nooit eerder in Hoogmade gevierd

‘Op buitengewone wijze is hier [Hoogmade] gisteren feest gevierd, zooals men nog nooit in het anders zoo stille Hoogmade gevierd heeft en geen wonder, want onze hooggeachte Herder, de zeereerw. heer H. P. Smeele, vierde zijn gouden priesterjubilé, maar dit niet alleen, want het is ook vijf-en-twintig jaren geleden, dat zijn eerw. als pastoor in Hoogmade zijn intrede deed. Dit dubbele en zeldzame feest is door de dankbare parochianen op voortreffelijke wijze herdacht. Maandenlang had men al voorbereidselen gemaakt en iedereen had een groote verwachting van dit feest, doch de verwachting werd ver overtroffen door hetgeen men te zien kreeg. Men had werkelijk niet meer kunnen doen om den hooggeachten jubilaris te huldigen’. Aldus begon het Amsterdamse dagblad De Tijd in zijn editie van 13 augustus 1909 het uitgebreide verslag van het gouden priesterjubileum van de pastoor van Hoogmade.

Langs de weg door het dorp had men overal fraaie versieringen van groen en bloemen en van vlaggen en verlichting aangebracht. Erepoorten stonden er op verschillende punten en twee stonden er voor het hek voor de kerk en de pastorie. Kerk en pastorie waren met bloemen en guirlandes versierd. Maar vooral werd het oog getroffen door de geschilderde wapens van de verschillende gemeenten waar Smeele als kapelaan en pastoor werkzaam was geweest. Verder waren er buiten op de pastorie en de kerk verschillende schilderwerken aangebracht, die alle betrekking hadden op het vijfentwintigjarig pastoraat en vijftigjarig priesterschap van Smeele. Al die schilderingen, die het werk waren van Adrianus Josephus Henricus van Lith (1877-1921), die sinds het voorjaar van 1907 kapelaan was in Hoogmade en hier tot eind 1910 zou blijven, werden door iedereen bewonderd. Daaronder muntten vooral uit de schilderingen op het hoogaltaar, die aan pastoor Smeele ten geschenke werden gegeven en door hem in lijsten gezet zouden worden om te zijner tijd de zaal van de pastorie te versieren. Ook waren zwevende engelen, die in de triomfboog van de kerk hingen, mooi om te zien.

Krantenberichten over festiviteiten en zijn koninklijke onderscheiding in ‘Leydschen Couranten in 1909.

De festiviteiten begonnen reeds op de avond van woensdag 11 augustus. Om 6 uur werd de jubilaris in een plechtige optocht opgehaald aan de grens van de parochie in de Boschpolder. Voorop gingen ruiters en daarop volgden verschillende personen met steek en gele sjerpen. Vervolgens kwam een honderdvijftigtal kinderen, leerlingen van de parochiale school, allen met vlaggetjes in de hand en gele sjerpen om en feestpetjes op. Daarachter volgde op een wagen de harmonie van Hoogmade, die – ofschoon ze nog geen jaar bestond – al aardige nummers ten gehore gaf. Dan kwamen een zeventigtal fietsers, allen met gele sjerp en ceintuur en gele pet op. Zij hadden kosten noch moeite gespaard om hun rijwielen zo mooi mogelijk te versieren. Achter deze fietsen volgden de rijtuigen met de heren commissieleden en de geestelijken. Vervolgens kwam het rijtuig met de jubilaris en tenslotte volgden nog enkele ruiters.

Toen de jubilaris om 7 uur in de kerk was aangekomen, werd hij door verschillende eerwaarde heren en door veertien bruidjes en misdienaars op plechtige wijze ontvangen en vanaf de preekstoel werd hij toegesproken door kapelaan Van Lith. Hij wenste pastoor Smeele geluk uit naam van alle parochianen en zei hoe de Hoogmadese katholieken hun herder lief hadden en hoe zij hem daarom hun dankbare hulde brachten, hoe zij dankbaar waren voor al hetgeen Smeele voor hen gedaan had, gedurende de vijfentwintig jaren, dat hij hun pastoor was geweest. Ook bood de kapelaan de jubilaris een feestgeschenk aan, dat bestond uit een zeer mooie vloer voor de kerk. Daarop volgde een lied, dat door iedereen werd meegezongen:

Wees gehuldigd Jubilaris

Op uw dubbel heerlijk Feest

Van uw gouden priesterjaren

Is de helft voor ons geweest.

Al de herderlijke wijsheid

Van uw levens middagtijd

Al de zorgen van uw grijsheid,

Hebt gij aan ons heil gewijd.

Zooals onze schoone toren,

Boven alle daken rijst,

Ons op erf, op veld, op wegen,

Vriend’lijk naar den Hemel wijst,

Zoo te midden van onz’ eenvoud

Staat uw ambt verheven hoog.

Volgt gij al ons doen en laten

Met uw liefd’rijk vaderoog.

Man van ernst, gebed en denken,

Schuw van eerzucht, hoovaardij,

Priester naar Gods hart in stilte,

Waarlijk dat getuigen wij.

Uw gewijde mond en handen,

Deelen ons Gods gaven toe,

Maar gij geeft u zelven tevens,

Altijd goed, nooit zorgen moe.

Trouwe Herder, wijze vader,

Wat geheimen weet uw hart!

Hoeveel zielen heeft uw Godsmacht!

Reeds gered uit zondesmart!

Hoeveel zaal’gen loven heden

U in ’t Hemelsche Paleis,

Eens verzeld van uw gebeden

Uitgeleid ter laatste reis.

Grijsaard in uw gouden glorie,

Wees eerbiedig toegejuicht,

En geloof wat uit ons binnenst,

Smeekend onze mond getuigt.

Heer, spaar hem voor Zijn gemeente,

Want met liefdes gouden stift,

Staat zijn naam niet in gesteente

Maar in aller hart gegrift.

Fakkeloptocht en vuurwerk

Donderdag 12 augustus was de grote dag waarop het gouden priesterjubileum van pastoor Smeele op grootse wijze gevierd werd. Om half 11 werd door de jubilaris een plechtige mis opgedragen, waarbij hij door zijn broer J. H. Smeele, deken van Hoorn, als presbyter assistens, zijn neef L. J. H. Smeele als diaken, kapelaan P. J. Bonnet als subdiaken en kapelaan Van Lith als ceremoniarius werd geassisteerd. Ongeveer vijfentwintig heren geestelijken alsmede een aantal familieleden van pastoor Smeele woonden deze H. Mis bij. De jubilaris werd toegesproken door zijn broer-deken, die in mooie woorden de grootheid van het priesterschap liet uitkomen. De koorzangers onder leiding van H. Meijer, hoofd van de parochiale school, brachten de voor vier mannenstemmen en orgel gecomponeerde Missa Sancta Lamberti uit 1902 van de Tilburgse pastoor Waltherus Hubertus van Besouwen ten gehore. Na de mis zongen alle aanwezigen wederom een speciaal voor de gelegenheid ingestudeerd lied:

Heft een Lied, parochianen,

Jubelt op deez’ blijden dag!

Hij komt U tot vreugde manen,

Viert nu feest, ontplooit de vlag!

Want pastoor Henricus Smeele,

Onze Herder hooggeëerd –

Valt een groot geluk ten deele,

Daar hij dubbel jubileert.

Vijf en twintig jaar geleden

Kwam hij als werkzaam pastoor,

Hier het herdersambt bekleeden

En ging ons als Leidsman voor.

Hij heeft altoos onverdrooten

Ons geleeraard Christenplicht,

Godes wet met ernst ontsloten

Door zijn voorbeeld ons gesticht.

Ook wordt ’t voorrecht Hem gegeven

Zeldzaam en verheven schoon,

Dat de glans Hem mag omzweven

Van den gouden Priesterkroon.

Hemelgids thans vijftig jaren,

Dienaar in het Heiligdom!

Goud en Zilver tooit zijn haren

Dat wekt feestvreugd nu alom!

Laat ons Gode dank betuigen,

Die deez’ Priester uitverkoor,

In gebed ons nederbuigen

Voor het heil van den Pastoor.

Blijven wij gemeentenaren

Steeds eendrachtig en oprecht,

Ons rondom den Herder scharen,

Aan zijn zielzorg nauw gehecht.

Aanvaard innig onze Hulde,

Ons geschenk o Feesteling,

Gij, die allen rijk vervulde,

Met uw troost en zegening.

Moge Jezus U eens kronen

In Zijn eeuwig Rijk hierna,

En dan aan uw zijde wonen,

De Parochie van Hoogma.

Van half een tot twee uur was er een receptie voor mensen van buiten de parochie. Onder de priesterlijke gasten bevonden zich niet minder dan vijf dekens en wel de hoogeerwaarde heren J. H. Smeele, de reeds genoemde broer van de jubilaris, G. H. F. Stoffels van Haarlem, P. L. Dessens van Leiden, N. J. Smeulders van Warmond en G. S. Koopman van Alphen. Ook pastoors uit de omgeving gave acte de préséance, zoals H. A. Poppen uit Nieuwkoop, A. D. Timans uit Oud Ade, B. J. J. Schijf uit Rijpwetering en anderen. Om half drie was er een plechtige Vespers met Te Deum,waarna de kerkgangers opnieuw een feestlied lieten opklinken:

Groot zijt Gij, o ’s Heeren Priester,

Zongen w’ook een Engelenlied,

Nog zou onze stem slechts staam’len,

Nog meldt zij Uw grootheid niet,

Want gij staat zoo hoog verheven

Boven al wat zucht in ’t stof,

Daar gij zijt de Tolk der Waarheid,

Afgezant van ’s Hemels hof.

Heerlijk blonk des Heeren Almacht,

Toen het aardrijk door Zijn kracht,

Ontsteeg uit den woesten bajert,

Schitt’rend in zijn vollen pracht.

Maar Gij Priester deelt in d‘Almacht,

Grooter wonder wrocht uw woord,

Want den schepper zelf der wereld,

Brengt gij op het Altaar voort.

Ja, ’t is grootsch het aanzijn geven,

Aan een talloos englenheer,

Die het eeuwig loflied zingen,

t Koningslied, hun Vorst ter eer.

Maar van zondaars eng’len maken,

Trouwe dienaars van hun God,

O, dat is oneindig grooter.

Priester Gods, zie daar uw lot.

En terwijl Jehova’s machtwoord,

Eenmaal slechts de wereld schiep,

En Hij eens slechts ’t koor der eng’len

Door Zijn wil tot leven riep.

Hebt gij Priester, hoogst bevoorrecht,

Door een woord van hooger kracht,

Neen, niet eens, maar duizend malen

Grooter wonder voortgebracht.

Neen, geen sterv’ling kan het melden

O, daal neder Englenschaar,

Komt gij onzen toon vervangen,

Zingt den Priester, Offeraar.

Zingt zijn daden, zingt zijn deugden,

Geeft hem glorie, eer en prijs,

Kroon deez’ uitverkoren Godsman

In uw eeuwig Paradijs.

Op 3 november 1908 werd – vermoedelijk met het oog op het aanstaande jubileum van Smeele – muziekvereniging ‘De Heerlijkheid Hoogmade’ opgericht. Het was nu aan deze jonge vereniging om te laten horen wat zij in de maanden daarvoor onder leiding van haar directeur Adriaan Hupkes aan muzikaliteit had aangeleerd, door om 5 uur een serenade te komen brengen aan de jubilerende pastoor. Wat de mannen ten gehore brachten is niet meer te achterhalen, maar dat een ‘Lang zal hij leven!’ heeft geklonken, staat wel bijna vast. Het optreden van ‘De Heerlijkheid Hoogmade’ werd gevolgd door feestelijk uitgedoste schoolkinderen en om 7 uur kwamen de heren zangers een serenade geven. Om 8 uur werd de speciale feestverlichting ontstoken, die ‘in een woord schitterend was’, noteerde De Tijd. Duizenden lichtjes en lampions gaven aan het terrein voor de kerk en de pastorie en aan geheel ,het schilderachtig gelegen Hoogmade’ een echt feestelijk aanzien. Vooral bewonderde men bij die verlichting het transparant, dat boven aan de pastorie was aangebracht en 3 meter lang en 2 meter breed was. Het stelde de Goede Herder voor te midden van zijn schapen en daarop las men: 1884 – 1909. Ook dit was geschilderd door kapelaan Van Lith, aan wiens talent en ijver men mede te danken had, dat het feest van Smeele zo uitmuntend slaagde.

Om half 9 reden de jubilaris, de overige geestelijken en familieleden van pastoor Smeele, voorafgegaan door een fakkeloptocht door het opgetogen Hoogmade. Noteerde De Tijd: ‘Ja, er was geen huis of het was met groen en bloemen en lichtjes en lampions versierd. Zoowel Protestanten als Katholieken deden hun best om den jubilaris hun hulde te brengen’. Om half 10 werd er een groots vuurwerk afgestoken, waarbij men verschillende ‘mooie nummers’ te zien kreeg. Tot 11 uur werden er door de heren zangers en door ,De Heerlijkheid Hoogmade’ nog verschillende muziekstukken ten gehore gebracht in de ook al versierde en verlichte tent in de tuin van de pastorie. Omstreeks 11 uur gingen parochianen en de ‘honderden vreemdelingen’ geheel voldaan naar huis en zei men tot elkaar: ‘Nee, nooit hebben we op Hoogmade zulk een prachtig feest gevierd; we hebben nergens zulk een mooi feest bijgewoond’.

Op vrijdag 13 augustus was het feest voor de kinderen, die opnieuw prachtig uitgedost waren. Ze werden in de school getrakteerd terwijl de populaire ‘hofgoochelaar’ M. P. Okhuysen (,Okkie’) uit Rotterdam daar zijn mooiste toeren uitvoerde. ‘Zij hadden een echt prettige dag, die hun nog lang zal heugen’, wist De Tijd. En: ‘Moge God den hooggeachten en beminden jubilaris nog lang voor ons allen sparen, is de wensch van alle Hoogmadenaars, die deze dagen zoo zeer getoond hebben, hoe zij hun pastoor liefhebben’, besloot de krant haar verslag van de bijzondere gebeurtenissen in Hoogmade. Het dorp had het gouden feest van haar pastoor op waardige en onvergetelijke wijze gevierd!

Van een heel klein dorp

Dat een uitgebreid verslag – met maar liefst drie door de Hoogmadese amateurfotograaf Jan Kapteijn gemaakte foto’s – van de feestelijkheden in Hoogmade een paar weken later, op 28 augustus 1909, een prominente plaats kreeg in de Katholieke Illustratie was ongetwijfeld te danken aan het feit dat de in 1873 te Hoogmade geboren Cornelis Reinier de Klerk, de zoon van koster Cornelis de Klerk en diens echtgenote Mathilda van Dam en die toen naam begon te maken als literator, sinds enige jaren hoofdredacteur was van dit toenmalige weekblad. Hij ondertekende zijn bijdrage als ‘C. R. de K.’. Onder het kopje ‘Van een heel klein dorp’ schreef De Klerk:

Van een heel klein dorp komen de drie vriendelijke prentjes. Uit verschillende gemeenten boven den Moerdijk gewerden ons gelegenheidsopnamen van de vele priesterjubilea, welke wij herdachten en medevierden met de publiceering der beeltenissen van gouden en 40-jarige Feestelingen; wij hebben ze echter tot ons leedwezen moeten weigeren als van-het-goede-te-veel. Voor eene uitzondering durven we rekenen op de toegevendheid en instemming van al de inzenders, die we hebben moeten teleurstellen. Die uitzondering geldt het grootsche jubileeren van het kleine Rijnlandsche dorpje Hoogmade.

Inderdaad, er zijn dingen, waarin ook kleine plaatsjes groots kunnen zijn en voor een keer de algemeene belangstelling verdienen, dat toonden de parochianen van den gouden Priester-Ridder, H. P. Smeele.4

Hoogmade, een gehucht zonder trein, zonder tram, zonder omnibus, zonder stoomboot, is een wereldje op zich zelf buiten de wereld. Van ’s morgens half vier tot ’s avonds half negen is het er ’s zomers zorgen en zwoegen te huis en te veld wat de klok slaat. Soezen doen er alleen Leidsche peueraars met hun bootjes verscholen in de biezen van de prachtige vaarten met bosch of klein geboomt aan den kant; droomen en dwepen doet er alleen nu en dan een Haagsche of Amsterdamsche schilder, die het geluk had hier heen te dwalen. Een mensch, die vacantie heeft, moet er niet heengaan, want die voelt er zich ,,te veel’’; het is niet zoo, maar het is net zoo, of je iets onbehoorlijks, iets hinderends, iets ergerends doet, als je er op doordeweeksche dagen wandelt, roeit of fietst: je móet niet willen uit zijn en je amuseeren waar iedereen zóó vastzit en hard werkt.

En toch is het gebeurd in Augustus van het jaar Onzes Heeren 1909, dat Hoogmade uit zijn kalmte schoot en zich repte voor iets zóó buitengewoons als openlijk vreugdebetoon en kameraadschappelijke geestdrift. Al weken eigenlijk vóór den dag, dat hun Pastoor een halve eeuw priester was en een kwarteeuw hùn herder, waren de Hoogmadenaars zich zelf niet meer, op den blijden datum zelven was heel het dorp één jubel en één geluk.

Gingen de beurzen open voor een kostbaar geschenk, grager en guller nog de harten; dat geschenk was toch niet voor den Jubilaris zelve, maar voor zijn en hun kerk, dat wisten ze wel, – maar hun harten, die waren voor Hem en die zongen Hem toe:

Zoo als onze schoone toren

Boven onze daken rijst,

Ons op erf, op veld, op wegen

Vriend’lijk naar den hemel wijst, –

Zóó te midden van onz’ eenvoud

Leeft ge uw leven schoon en hoog,

Al ons doen en laten volgend

Met een liefd’rijk vaderoog.

Man van ernst, gebed en denken,

Van vertoon en eerzucht schuw,

Priester naar Gods hart in stilte,

Zóó kent de parochie u.

Uw gewijde mond en handen

Deelen ons Gods gaven toe,

Maar gij geeft u zelven tevens,

Altijd goed, nooit zorgensmoe.

De Koningin zou hun herder ridderen; dat wisten ze niet bij het avond aan avond na de zware dagtaak gezamenlijk voorbereiden van de feestelijkheden. Maar één ding wisten ze wel: Pastoor Smeele was hun herder, hun vader, hun ridder, hun vorst, hun alles; en zoo vorstelijk als het maar te bedenken en bijeen te krijgen viel in hun eigen omgeving en uit den omtrek, zóó royaal en glorieus zouden ze Hem gaan inhalen van halverwege tusschen Leiderdorp en Hoogmade en Hem tot zijn kleurig getooide kerk en huis. Wat kwam nú de nog jeugdige ,,Harmonie’’ van pas! De muzikanten waren nog te veel rekruut om drie kwartier loopens lang in de maat te marcheeren en spelen tegelijk. Maar wat nood!… Dàn moest de muziek maar een landelijke praalkaros bestijgen en aan ’t hoofd rijden der eerewacht van jonge mannen in feestuniform op werkelijk smaakvol, ook naar grootsteedschen schoonheidszin smaakvol, en vindingrijk versierde rijwielen.

En zoo is het jubelend en klaroenend het schilderachtige dorpje ingegaan, waar de torenklokken in blij-gejaagd tempo haar hooglied uitgalmden door de zonnige lucht over het lage land.

En dat was de vooravond nog maar. De morgen van den grooten dag zelven zag een kerk vol menschen van allerlei leeftijd, die den Feesteling volgden aan het hoogaltaar met een blijden glans in hun oogen als van de Communiekinderen… Hoogmade is klein, maar dit feest was groot.

Al met al een ronkend staaltje journalistiek uit de tijd van het ‘rijke roomse leven’!

Een ‘Peinture Bogaerts’

Zoals gezegd werd er ter gelegenheid van het priesterjubileum van pastoor Smeele ook een portret geschilderd. Ondanks het feit dat de fotografie omstreeks 1900 enorm in zwang was gekomen, ook als het ging om portretten, vond men het dikwijls nog heel chic om zich middels een schilderij te laten vereeuwigen. Zulks kon weleens leiden tot een curieus product, hetgeen blijkt uit de historie van het schildersbedrijf Peinture Bogaerts. Henri Bogaerts (1841-1902) vervaardigde in zijn woonplaats Boxtel portretten aan de hand van hem toegezonden foto, waardoor dus niet meer lang geposeerd behoefde te worden voor het te vervaardigen schilderij. Bogaerts had op die manier een commercieel zeer succesvol bedrijf, dat door zijn zoon Henri junior (1877-1933) werd voortgezet. ,Elk door ons uitgevoerde order, moet den besteller volkomen bevredigen’, was de stelregel van Kunstinrichtingen H. Bogaerts & Co. Een reclamekrant (1908, 1909?) van het bedrijf bevatte (uiteraard, zou men kunnen zeggen) dan ook tal van tevredenheidsbetuigingen uit binnen- en buitenland.

Pastoor Smeele op jongere leeftijd en bijna geheel kaal. IJdelheid was hem kennelijk niet vreemd, want later droeg hij een pruik, zie foto boven.

Trots was men bij Bogaerts op een verbetering in het productieproces van de schilderijen. Die werden namelijk gemaakt op een wijze die voorkwam, dat de verf mettertijd zogenaamd inschoot of mat werd. Men waarborgde derhalve zowel duurzaamheid van de portretten als onvergankelijkheid van de kleuren. Mede door de vele publiciteit door Bogaerts, zoals tal van malen adverteren in dagbladen, werden er duizenden ,peintures’ gemaakt. En graag zag men bij een bestelling een duidelijke opgave tegemoet van kleuren der ogen, gelaatstinten en haarkleuren: zelfs een haarlok bijsluiten kon bijdragen aan een geslaagd werkstuk. De kwaliteit van deze stukken is over het algemeen matig. Men werkte doorgaans nogal snel en een opdracht was na drie weken gereed voor aflevering. Wilde men zijn bestelling nog eerder in huis hebben, dan kon zelfs dat. Vaak werden helaas inferieure materialen gebruikt en dat werkte al vrij snel slijtage en gebreken in de hand.

Exemplarisch is het portret van pastoor Smeele, een naar een foto vervaardigde olieverf op doek, hoog 66 en breed 57 centimeter. Het is een zogenaamd busteportret waarbij Smeele de toeschouwer recht aankijkt. Hij is blootshoofds en draagt een bril. Rechtsboven een schild met daarop de tekst: ‘In memoriam H. P. Smeele / 1859 sacerdos 1909 / 1884 parochus 1909 / in / Hoogmade’. Schild en tekst moeten na Smeele’s dood (door een andere hand dan die van Bogaerts?) zijn toegevoegd. Uit genoemde prijscourant is op te maken dat er destijds 40 gulden voor dit portret is betaald. Ook deze Hoogmadese ‘Peinture Bogaerts’ was in de loop der jaren helaas in slechte staat komen te verkeren; de doekbespanning was gaan verslappen en de verf vertoonde volop barsten. Bij de brand in de kerk op 4 november 2019 is dit schilderstuk – dat beschouwd kon worden als een bijzonder historisch object ‒helaas ernstig gehavend.

Man van fijne beschaving

Henricus Petrus Smeele – die gold als een man van fijne beschaving – was gedurende vierendertig jaar pastoor in Hoogmade. Vanwege zijn hoge leeftijd van 83 jaar ging hij op 15 september 1916 met emeritaat en vestigde hij zich in het R.K. Wees- en Oude Liedenhuis te Hoorn, de plaats waar zijn broer Jacobus Henricus deken en pastoor was. Een half jaar na Smeele’s vertrek uit Hoogmade werden veel van zijn persoonlijke bezittingen verkocht, want in de pastorie moest natuurlijk ruimte gemaakt worden voor de inventaris van zijn opvolger. Ten overstaan van de Leidse notaris L. M. J. H. Kerstens werd overgegaan tot de openbare verkoop van enig onroerend goed, zoals veren bedden, ledikanten, stoelen, tafels, enig koperwerk, porselein, glas- en aardewerk alsmede een tuinbeeld. Dit boelhuis werd op woensdag 4 oktober 1916 om 10.00 uur gehouden in de koffiekamer van het café van C. Hillebrand in Hoogmade en bracht uiteindelijk 755,95 gulden op. Twee uur voor deze verkoop waren al deze zaken voor belangstellenden te bezichtigen.5

Begin 1919 werd Smeele wegens verval van krachten voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervenden.6 Op donderdagmorgen 6 maart, omstreeks 6 uur, overleed de oud-pastoor van Hoogmade, in het 59ste jaar van zijn priesterschap.7 Op zaterdagmorgen 8 maart had om 8.15 uur in de parochiekerk van Hoorn een requiemmis plaats, waarna omstreeks 10 uur het stoffelijk overschot per auto naar Hoogmade werd vervoerd.7 Om 3 uur arriveerde de lijkwagen in Hoogmade. Aan de ingang van de kerk opgewacht door pastoor C. J. A. Borsboom, Smeele’s opvolger in Hoogmade, werd het onder klokgelui door kerk- en armmeesters de kerk binnengedragen en in het priesterkoor geplaatst. Daar hadden de parochianen gelegenheid om een laatste blik te werpen op hem, die zo lang voor hun zielenheil had gewerkt. Nadat op zondag velen van deze gelegenheid hadden gebruik gemaakt en terwijl onder de hoogmis een rozenhoedje was gebeden, werden ’s avonds de metten gezongen door pastoor C. J. A. Borsboom en B. J. J. Schijf en W. J. J. van Straelen, de laatste twee respectievelijk pastoor te Rijpwetering en te Oud Ade. Als cantores fungeerden rector F. A. M. Knitel uit Nijmegen en P. L. Chr. van der Meer, kapelaan te Hoorn.

Op maandagmorgen 10 maart was de kerk andermaal geheel gevuld. De lauden werden geofficieerd door deken J. M. Hellegers uit Alphen aan den Rijn, met assistentie van L. J. J. Smeele, pastoor te IJmuiden, en J. C. Aalberse, rector te Haarlem, als diaken en subdiaken, en rector Knitel als ceremoniarius. Cantores waren kapelaan P. L. Chr. van der Meer en kapelaan S. A. J. Vloothuis uit Alphen aan den Rijn. De plechtige uitvaartdienst werd gehouden door de broer van de overledene, deken Smeele. In de kerk waren nog twee oud-kapelaans van oud-pastoor Smeele aanwezig, te weten P. J. Bonnet uit Bleiswijk en kapelaan A. J. H. van Lith uit Amsterdam. De lijkrede werd gehouden door pastoor L. J. J. Smeele. Hij stelde wijlen zijn heeroom voor als een priester naar Gods hart, als een man van gebed, die in Hoogmade had willen rusten te midden van hen, die hij zo langdurig en herhaaldelijk tot bidden had aangespoord, opdat hij door hun gebed geholpen, zijn diamanten priesterfeest, wat hij in augustus 1919 hoopte te vieren, zou mogen herdenken voor Gods troon. Op het kerkhof werd de beaarding verricht door pastoor Borsboom met dezelfde assistentie als bij de H. Mis.8

Noten:

1 S. de Bot, A. Duynisveld en C. J. van der Knaap, Geschiedenis der Congregatie van Warmond, Warmond, 1933.

2 De Tijd, 19 december 1895.

3 Idem, 30 oktober 1896.

4 Pastoor Smeele was bij Koninklijk Besluit nr. 27 van 4 augustus 1909 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd.

5 De Leidsche Courant, 2 oktober 1916.

6 De Tijd, 6 januari 1919.

7 Idem, 7 maart 1919.

8 Ons Blad, 8 maart 1919.

9 De Leidsche Courant, 11 maart 1919.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *