Het leven van Siem van Tol: het postume bankroet van zijn oma

Siems grootmoeder Maria Zwetsloot, (23 december 1859 – 8 maart 1937), getrouwd geweest met Cornelis Gerardus van Tol (Siems grootvader Gerrit, 27 februari 1857- 2 maart 1916) laat bij haar overlijden meer schulden dan bezittingen na. Het is onduidelijk welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen. De financiële situatie is zelfs zo benard dat er geen geld is voor de begrafenis van Maria Zwetsloot. De kinderen – de zonen – hebben de kosten van de uitvaart betaald.

De ‘stamboerderij’ aan de Frederikskade 1, thans eigendom van Koos van Tol, die een camping en jachthaven exploiteert.

Siem van Tol (van 14 juni 1914) herinnerde zich zijn grootvader niet. Zijn oudere zus Marie, ruim een jaar ouder (geboren maart 1913), weet wel nog anekdotes van deze grootvader te vertellen. Zij weet dat grootvader Gerrit altijd een krentenbroodje kwam brengen bij hun ouders (Jaap van Tol en Cornelia van Rijn, Vissersweg 14) als hij in Leiden was geweest.

Uit de overlevering weet Siem te vertellen dat zijn grootvader nogal wat Russische Staatsobligaties (dat ‘geleende’ geld werd onder meer gebruikt voor de industrialisering van Rusland, met name aanleg van spoorwegen) had gekocht. Dat hadden trouwens meer mensen – ook boeren op Hoogmade gedaan – omdat die obligaties goede rente (4 procent, uniek in de financiële wereld van toen – veel boeren bewaarden contant geld gewoon nog thuis) gaven.

Maria Zwetsloot trouwt in 1886 met Gerrit van Tol: ze krijgen zeven kinderen.

Gerrit (Cornelis Gerardus) sterft in 1916 vlak na zijn 60ste verjaardag.

Maar het loopt slecht af met die obligaties. Aan het begin van de 20ste eeuw (vanaf circa 1902, 1903) komen er al tal van signalen en waarschuwingen dat de financieel zwakke Russische staat niet in staat zal zijn om de rente op de obligaties te betalen c.q. de schulden af te betalen. In de loop van de volgende jaren kelderen de obligaties in waarde en kunnen uiteindelijk na het uitroepen van de revolutie in 1917 bij het oud papier. Ondanks – zo weet Siem te vertellen – dat zijn grootmoeder tegen haar man zei dat-ie moest verkopen, bleef Gerrit ze houden in de hoop op betere tijden. Gerrit zou zoveel hebben geïnvesteerd in die obligaties dat hij met dat geld voor al zijn kinderen wel een nieuwe boerderij had kunnen kopen, aldus de familieverhalen volgens Siem. Het liep dus anders, Gerrit raakte al die centen kwijt, en bleef – zoals zovelen in Nederland – met waardeloos papier zitten.

Omdat Gerrit in 1916 stierf is niet helemaal duidelijk of de oorzaak-schuld van de slechte financiële toestand bij hem alleen lag; quasi quo het debacle met die obligaties. Natuurlijk was er in het algemeen een financiële crisis in Nederland na de beurscrisis van 1929. Van invloed kan ook zijn dat Maria Zwetsloot slecht toezicht heeft gehouden, of teveel geld heeft uitgegeven of weggegeven. Dat vertelt de notariële ‘Rekening en verantwoording’ eind 1937 niet, maar geeft wel een indruk van zekere financiële chaos in de familie.

Notaris en accountant

Flora Koppert investeert na de dood van haar man Jacobus (in 1877, Siems overgrootvader) flink geld in de voortzetting en uitbreiding van de boerderij ten behoeve van haar kinderen.

Stamhouder Jacob van Tol erft van zijn vader Cornelis (geboren 1779) een boerderij met 32 bunder (ha) weiland. Dat land wordt circa 1880 gesplitst zodat twee zoons er separaat kunnen boeren: Gerrit (Siems opa) en Georgius.

Uit de stukken zoals die zijn opgesteld door de Leidse notaris C.J.F. Dolk (de voorganger van notaris Karstens, toen gevestigd aan de Apothekersdijk in Leiden) blijkt dat een aantal kinderen geld heeft geleend AAN hun moeder (of al eerder aan hun vader), terwijl andere kinderen geld hadden geleend VAN hun moeder (of al van hun vader toen die nog leefde).

Opvallend is dat Jacobus Georgius (Siems ome Ko, de derde jongen in het gezin, geboren 2 mei 1887) zijn vader (en moeder) in 1916 al een bedrag leent van 6.241,46 1/2 gulden tegen een rente van 4 procent. De vraag is: hoe kwam deze ome Ko aan dat geld, en natuurlijk: waarom hadden zijn ouders dat nodig? Volgens Siem zat ome Ko toen al in het klooster (als broeder Lambertus bij de Trappisten in Bergen op Zoom). Daar is hij op jonge leeftijd naar toe gegaan. Het geld is dus mogelijk door de congregatie geleend aan Siems grootouders. Als dat zo is, was er kennelijk hoge nood, die mogelijk verband houdt met het overlijden en begraven van Gerrit in maart 1916. Overigens wordt er al die jaren geen rente betaald aan ome Ko (of de congregatie). Bij het overlijden van zijn moeder Maria Zwetsloot wordt de schuld – waarover 21 jaar geen rente is betaald – daarom geraamd op 10.000 gulden.

Van zijn ome Ko weet Siem nog dat hij op bezoek is geweest in Bergen op Zoom bij het zoveel-jarig confessiefeest (waarschijnlijk 50 of 60 jaar). Het was volgens Siem een leuke vent die mooi kon vertellen. Hij kwam herhaaldelijk bij zijn ouders (moeder) op vakantie en bezocht dan ook Siems vaders en moeder.

Alles wordt geveild

Bij het overlijden van Maria Zwetsloot wordt haar hele hebben en houwen verkocht, met uitzondering van de inboedel van haar huisje aan de Kerkstraat 18 in Hoogmade (later woonhuis van Willem van der Post en Miep Lieverse, en daarna van George van Tol en Rika Lam; uiteindelijk gesloopt voor nieuwbouw voor/door Koos Witteman), waar zij toch haar dood woonde met haar zoon Jan van Tol (J.J. van Tol). De notaris neemt er genoegen mee dat de inboedel – gewaardeerd op circa 130 gulden – door de kinderen onderling wordt verdeeld, ‘want het openbaar veilen van deze goederen gaat meer kosten dan het opbrengt’, zo legt hij in de stukken aan de schuldeisers uit.

De voormalie boerderij van Zwetsloot op Ofwegen, thans Van der Salm. Zwetsloot kocht de ‘stamboerderij’ van Maria van Tol-Zwetsloot na haar bankroet. Decennia later kocht Wim van Tol (vader van huidig bewoner Koos)  boerderij en weiland land terug van de laatste nabestaande van deze familie Zwetsloot van wie de dochters nooit trouwden.

Bij haar dood blijkt – aldus de officiële stukken – Maria Zwetsloot ‘eigenaar’ te zijn van twee boerderijen. Ze worden op 10 en 17 september 1937 geveild in Leiden onder leiding van notaris Dolk. Het ene pand betreft de (stam)boerderij waarin ze met Gerrit heeft gewoond en geboerd en waarop inmiddels (1937) haar kinderen Jan, Frans en Leo boeren. Op die boerderij en land rust een schuld van 30.000 gulden, een lening die is verstrekt door mevrouw Antje van der Horst, weduwe van Andries Pieter Buys uit Oegstgeest. Met rente – 4 1/2 procent – moet 31.375 gulden worden terugbetaald. De boerderij brengt tijdens de veiling 32.000 gulden op en wordt gekocht door de familie Zwetsloot van Ofwegen, thans boerderij van familie Van der Salm). Trouwens geen familie van Maria.

De andere boerderij, in Aarlanderveen, wordt geveild in twee percelen. De boerderij en de meeste grond worden gekocht door Pennings in Alkemade (volgens Siem van Tol in 2008, kwam die uit Oud Ade) voor 47.500 gulden. Een ander perceel grond wordt gekocht door gebroeders A.L. en H. den Blanken voor 12.000 gulden. Dat waren ook de Gebroeders waarvan de boerderij jaren eerder was gekocht door Siems grootmoeder voor haar kinderen George (G.P. van Tol) en Frans (F.J. van Tol). De Gebroeders Den Blanken hadden een hypotheek verstrekt van 63.000 gulden. De opbrengst van de boerderij (waarvan de gebroeders dus voor 12.000 gulden land terugkopen) was in totaal maar 59.500 gulden. Zij krijgen dat betaald; er is dus 3.500 gulden tekort. Bovendien is er over die schuld door Maria Zwetsloot een tijd lang geen rente betaald, zodat de openstaande schuld aan de gebroeders Den Blanken meer dan 5.000 gulden bedraagt.

Slechte boekhouding in familie

Maar dat waren zeker niet de enige schulden. Maria Zwetsloot had bij twee Boerenleenbanken, in Hoogmade en in Alkemade (Rijpwetering?) borgen gekocht voor het betalen van rente en aflossing van de beide boerderijen voor bedragen van respectievelijk 30.000 gulden (Hoogmade) en 63.000 gulden (Aarlanderveen). De kinderen die er boerden betaalden haar alleen de huur. Daarmee garandeerden de banken aan de hypotheekverstrekkers (de families Buys-van der Horst en Den Blanken) dat de schulden ook zouden worden betaald (een zekerheidsstelling dus).

Een foto van het gezin Gerrit van Tol, gemaakt na diens dood 1916: 6 jongens en 1 meisje. Foto – schat ik -van circa 1918. Staand vlnr Frans, Jan (later broeder Leonardus), Jacob (Jaap, Siems vader) George en Frans. zittend vlnr Ko (broeder Lambertus), moeder Maria, en dochterWilhelmina.

Stamboerderij familie Van Tol, thans in eigendom van Koos van Tol (zoon van Wim en Mieke).

Een aantal zaken wordt NIET geïncasseerd. Zo heeft Maria Zwetsloot (of haar man Gerrit) een lening van 1000 gulden verstrekt (waarvan nog 800 open staat) aan Leen Borst te Hoogmade tegen 5 procent. Wegens onvermogen van de schuldenaar is de schuld afgewaardeerd tot nul. Bovendien was deze Leen Borst (de vader van lange Piet Borst van Noordeinde 24) in 1934 reeds failliet verklaard, dat in 1935 bij gebrek aan baten wordt opgeheven. De man was schipper (Siems noemt hem pottenschipper) en hij dreef met zijn vrouw een klein winkeltje recht tegenover Witteman-Bank. Dat was volgens Siem een winkeltje waar je van alles kon krijgen, potten en pannen (vandaar de naam pottenschipper waarmee hij in de omgeving voer om zijn waren te venten), maar ook snoep. Siem herinnert zich Leen Borst nog goed. Siem groette altijd als hij met zijn vader door de Does voer (op weg om te melken), maar zijn vader deed dat nooit. Nu pas – anno 2008 (toen ik hem de financiële toestand van zijn grootmoeder uitlegde) – begreep Siem van Tol waarom (omdat Leen Borst dus nooit de schuld heeft betaald aan Jaaps ouders).

Grootmoeder Maria had ook een schuldbekentenis van 200 gulden ten laste van de Zusters Karmelietessen in Leiden (jeugdzorg, klooster Sint Josephuis St. Gerardus Majella aan de Oude Vest -1924 tot 1966, daarvoor vestiging aan Hooigracht) die later zijn omgezet tegen twee obligaties van elk 100 gulden. De rente die erover wordt betaald over de eerste helft van 1937 – precies 3 gulden – wordt ook opgenomen in de staat van opbrengsten ten gunste van de schuldeisers. Waar die obligaties zijn gebleven – of ze zijn verkocht/betaald – wordt niet duidelijk. Twee andere obligaties ten laste van het Sint Josephhuis zijn gewaardeerd op nihil, om overigens ook onduidelijke redenen.

Zelfs schuld aan de huisarts

Ten aanzien van de schuld van J.C. van Tol (Siems vader Jaap) wordt opgemerkt dat er over zijn schuld de rente reeds is voldaan. Ook broers van Jaap, G.P. van Tol (George), L.J. van Tol (Leo) en F.A. van Tol (Frans) hadden schulden, maar de rente die ze eigenlijk moeten betalen is niet opgenomen omdat niet is vast te stellen vanaf wanneer die rente had moeten worden betaald. Kennelijk lopen die leningen al zo lang dat niemand het meer weet. Het kan ook best zijn dat er contant rente is betaald, maar dat dat niet in bijgehouden, noch door Maria Zwetsloot noch door de kinderen zelf.

Zoals gezegd hebben de nabestaanden de begrafenis van Maria Zwetsloot onderling betaald, met uitzondering van de begrafeniskosten van G. Verbij (de timmerman, vader van Hein Verbij – molenmaker) die waarschijnlijk de kist heeft geleverd. Bovendien was Verbij een preferente schuldeiser; hij kreeg sowieso zijn kosten betaald uit de nalatenschap. Ook dokter Persant Snoep uit Leiderdorp kreeg als preferente schuldeiser een rekening van 33,50 gulden betaald, waarschijnlijk omdat hij Maria Zwetsloot een aantal keren op haar ziekbed had bezocht, dan wel voor het vaststellen van haar dood (afleggen).

Opmerkelijk is verder dat uit de akte van de notaris niet blijkt dat het huis aan de Kerkstraat, waar Maria is gestorven en waar ze samenwoonde met haar zonen Jan en Leo, van haar is. Wel wordt een bedrag van 845 gulden opgevoerd als ‘opbrengst van het erfpacht-recht van de grond te Hoogmade, met het daarop staande huis B 318’. Mogelijk was het huis van een ander, en is het na de dood van Maria, aan een ander verhuurd en is het erfpachtrecht van grond verkocht. Mogelijk is het huis van ome Jan geweest die zijn moeder tot de dood verzorgde. Daarna is Jan naar het klooster gegaan, ingetreden bij de Trappisten in Tilburg (Koningshoeve). Jan was toen 50 of 51 jaar. Ome Jan had trouwens aan zijn moeder een bedrag geleend van 5.331 gulden. Waarvoor is onduidelijk, mogelijk om het hoofd boven water te kunnen houden. Volgens Siem werkte – en verdiende daar – ome Jan ook op de boerderij van Frans en Leo.

Staat van schulden

Er zijn nogal wat schulden AAN Maria Zwetsloot die voor de afwikkeling van de schuld moesten worden betaald:

– Jacobus Cornelis van Tol moet nog 6.500 gulden betalen (en rente 111,94);

– Georgius Petrus van Tol heeft een schuld van 4.808 gulden;

– Franciscus Adrianus van Tol moet 570 gulden betalen;

– Leonardus Jacobus van Tol moet ook nog 570 gulden betalen.

Aan tegoeden is er dus bijna 14.000 gulden in kas (inclusief ruim 1400 gulden contant), maar de te vereffenen schulden zijn veel groter:

– Gebroeders Den Blanken ruim 5000 gulden;

– aan J.G. van Tol (ome Ko, broeder Lambertus) te Bergen op Zoom 10.000 gulden;

– aan J.J. van Tol (ome Jan) te Hoogmade 5.331 gulden;

– aan de Coöperatieve Boerenleenbank Hoogmade (wegens borgstelling) en Alkemade een bedrag van resp. 2.800 en 2.900 gulden gulden;

– er was een schuld van 200 gulden aan J. van der Meer in Leiderdorp; dat was (aldus Siem van Tol anno 2008) de tolbaas waar oom Frans en oom Leo jarenlang eieren bezorgden voor de handel, ook Siem bracht geregeld eieren voor zijn ooms naar Leiderdorp. Maar waarom die schuld er was?

(Informatie Hans van der Wereld) J. van der Meer en zijn zoon waren tolbaas in dienst van de Erven Sprongh. Die had een tol op de door haar aangelegde weg van Leiderdorp naar Hoogmade. Het tolhuis stond ongeveer op de plek waar je vanaf Hoogmade gezien bij het pompstation na het ziekenhuis linksaf gaat naar de oude Hoogmadeseweg. Rechts heb je dan Leythenrode en en daar stond dat huis destijds in een flauwe bocht. Die tol werd per 1 januari 1931 opgeheven maar het huis werd nog lang bewoond door Van der Meer jr. (die daar schoenmaker was).

– er was een schuld van 118 gulden aan P. van der Meer in Hoogmade, dat is de vader van de tolbaas, onbekend is de reden van de schuld;

– en een schuld aan brandstoffenhandelaar Spijker te Hoogmade, groot 5,55 gulden.

En aldus waren de schulden ruim 26.500 gulden.

De notaris bepaalt dat alle schuldeisers 52,7 procent van hun schulden krijgen betaald. De bovenstaande partijen, ook de Boerenleenbak dus, krijgt zo’n percentage vergoed. Voor Spijker geldt dat hij ipv 5,55 een bedrag van 2,92 gulden krijgt. Kennelijk moeten de gebroeders Van Tol rechtstreeks aan de schuldeisers betalen, getuige de staffeling in de akte.

De gebroeders Den Blanken ontvangen van:

J.C. van Tol 1288,88 gulden (Siems vader)

G.P. van Tol 937,25 gulden (George van Tol)

F.A. van Tol 111,11 gulden (Frans van Tol)

L.J. van Tol 111,11 gulden (Leo van Tol)

J.G. van Tol in Bergen op Zoom (ome Ko), krijgt van:

J.C. van Tol 2.492,77 (Siems vader)

G.P. van Tol 1.812,67

F.A. van Tol 214,89

L.J. van Tol 214,89

J.J. van Tol (ome Jan) in Hoogmade ontvangt van:

J.C. van Tol 1.328.89 (Siems vader)

G.P. van Tol 966,33

F.A. van Tol 114,56

L.J. van Tol 114,56

De Boerenleenbank in Hoogmade ontvangt van:

J.C. van Tol 691,54

G.P. van Tol 502,87

F.A. van Tol 59,62

L.J. van Tol 59,62

De Boerenleenbank te Alkemade ontvangt:

J.C. van Tol 729,19

G.P. van Tol 530,26

F.A. van Tol 62,86

L.J. van Tol 62,86

En Siems vader moet ook meebetalen aan de schuld aan J. van der Meer uit Leiderdorp (49,85) en P. van der Meer uit Hoogmade (29,42), en draagt hij 1,40 gulden mee aan de schuld van Spijker.

Volgens Siem zijn ome George en ome Frans samen aan het Aarlandersveense avontuur begonnen, nadat de groentekweek geen succes bleek. Die werd tijdens de Eerste Wereldoorlog heel populair onder meer vanwege de grote vraag vanuit Duitsland. George en Frans hadden ‘achter in het land’ (richting De Banken) een flinke kavel (‘vlak voor de oorlog’, aldus Siem uit overlevering) grasland omgewerkt (omgeploegd) tot teelland, waar ze een aantal jaren – net als overigens andere Hoogmadenaren, o.a. Siems schoonvader Van Wieringen – goed geld verdiende. Met het beëndigen van de oorlog in 1918 stort de handel in.

Uit de stukken blijkt dat ome Frans al eerder is teruggekeerd uit Aarlanderveen naar Hoogmade. Volgens Siem boterde het niet helemaal tussen de vrouwen van de beide ooms, en besloten Frans en zijn vrouw daarom terug te gaan naar Hoogmade. Een tijdlang werkten ome Frans en ome Leo en ome Jan gedrieën op de boerderij aan de Frederikskade (later boerderij van Wim van Tol, thans – anno 2021 – van diens zoon Koos die er onder meer een camping – ‘De Freek’ – en een jachthaven exploiteert).

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *