Familiegeschiedenis Dirk Straathof (1907-1974) begint in Elster, Duitsland
In 2007 waren er welgeteld 1.199 mensen met de achternaam Straathof in Nederland, met een concentratie van 106 in Alkemade, 67 in Woubrugge/Hoogmade en 63 in Leiden. Van alle ‘Straathoven’ woonden ongeveer de helft in Zuid-Holland.
De familie komt oorspronkelijk uit Duitsland, om precies te zijn uit Elster (volgens Wilfred Nieuwenburg kan dat ook Elsten zijn geweest, zie aan het einde van dit verhaal zijn reactie!), gelegen aan de Elbe (thans onderdeel van de gemeente Zahna-Elster, Landkreiss Wittemberg, zo’n 50 kilometer ten zuidoosten van Wittenberg (voorheen keurvorstendom Saxen). In dat dorpje (in 2008 telde het 2550 inwoners!) werd omstreeks 1658 Dirk Straathoff (met dubbel f dus, ook geschreven als Stro(o)thoff)) geboren. Er is over hem verder niets anders bekend dan dat hij van het Lutherse (‘protestantse’) geloof is. Hij werd begraven in 1738, circa 80 jaar oud, in Esselijkerwoude.

Foto’s van Elster anno 2020, een prachtig groen dorpje aan de Elbe waar Dirk Straathof (met dubbel ‘f’) in circa 1675 werd geboren (foto’s Google Earth).
Zijn zoon Dirck Dirckse (in de doopboeken vermeld als ‘Strothoff; ‘bij zijn huwelijk geschreven met één ‘f’) vertrekt uit Elster. Over de redenen daarvan is niets bekend. Over het algemeen kan men zeggen dat de landbouwgronden in Saxen niet al te vruchtbaar waren en dat Nederland (toen Republiek der Verenigde Nederlanden geheten) gezien werd als één van de welvarendste agrarische gebieden in Europa. Nederland had in die tijd een grote aantrekkingskracht op arbeiders, in het bijzonder van zeevaarders en dagloners voor de landbouw.
Bij zijn huwelijk in 1731 in Alkemade geeft zijn zoon Dirck Dirckse het beroep turfbaggerman op. Turf was een belangrijke brandstof voor de kachel (er waren nog geen kolen). Baggeren was erg zwaar werk en het verdiende slecht, zoals trouwens het meeste handwerk in die tijd. In Holland werd over ‘natte vervening’ gesproken: de turf werd door middel van een baggerbeugel onder het wateroppervlakte vandaan gehaald. Dat gebeurde in die tijd op zo’n grote schaal dat er als gevolg daarvan grote zoetwater-meren in Holland ontstonden. Daarvan zijn er vele drooggelegd en ingepolderd, bijvoorbeeld de Vierambachtspolder (in 1744), de Veenderpolder en de Lijkerpolder. Een aantal van die meren bestaat nog: Wijde Aa en Braassemermeer. Deze meren waren later van belang omdat de zoetwatervis in die tijd een hoofdbestanddeel was van de dagelijkse voeding.
Op 30 april 1731 huwde Dirck Dirckse in Alkemade met de eveneens uit Duitsland afkomstige Anna Geetruda Stumpe (Stomp). Zij was geboren in 1707 in Horstmar (Hoetmar), Westfalen, een 30 kilometer ten noordwesten van Münster. Zij was een dochter van Bernd (Barend) Stumpe en Anna Vislage (ook wel Fislage of Fislacke), die trouwden op 7 oktober 1699 in Horstmar.
Zij huwden voor het zogeheten ‘schepengerecht’, het stadsbestuur van schepenen (thans burgemeester en wethouders) dat zich in die tijd bemoeide met huwelijken tussen mensen met een verschillend geloof: Dirck was Luthers en Geertruida was katholiek. Vermoedelijk is Dirck overgegaan op het katholieke geloof, want hun kinderen werden katholiek gedoopt.

De vier ambachten van de Vier Ambachtspolder waren Woubrugge, Oudshoorn (thans Alphen aan den Rijn), Ter Aar en Rijnsaterwoude. Het Veenmeer sloot aan op de Braassemermeer.
Samen kregen zij 10 kinderen, van wie er 6 vroegtijdig overlijden. Aan de hand van de geboorteplaatsen van de kinderen kan men opmaken dat de familie in verschillende plaatsen heeft gewoond: Oude Wetering, Esselijkerwoude (Woubrugge), Rijnsaterwoude, Rijpwetering. Dirck is in Rijpwetering overleden in 1781 en werd begraven te Rijnsaterwoude pro deo (dus op kosten van de kerk). Ook Geertruij (haar roepnaam), wonende in Alkemade, is (in 1783) pro deo begraven in Rijnsaterwoude. In zekere zin bijzonder dat zij als inwoners van Alkemade in een naburig dorp werden begraven. Alkemade was weliswaar in het bezit van een rooms-katholieke ‘schuilkerk’, maar katholieken konden er niet begraven worden. Dat kon wel in Rijnsaterwoude.
De kinderen van Dirk Dirckse Straathof (1702–1781) en Geertruida Barendsdr. Stomp (ca. 1705-1783): Antje (1731-1731), Albertus (1732-1732), Dirk (1733-1736), Heijndrick (1735-1735), Dirck Dirckszn (1736-1819), Anna (ca. 1740- ca. 1742), Anna (1742-1748), Geertruidis Dircksdr. (1745-1781,) Barend Dirckzn (1749-1812) en Hendrik Dirckszn (1754-1823)
Dirck Dirckszn Straathof (13 mei 1736 – 29 september 1819) is de tweede generatie Straathof in Nederland. Zijn vermoedelijke geboorteplek is ergens in de ambachtsheerlijkheid Esselijckerwoude, waarin plaatsen als Woubrugge en Hoogmade lagen.
Aan het einde van zijn leven zou hij een vermogen van fl. 222.777,50 bezitten. Dat was in die tijd een zeer groot vermogen, te vergelijken met een waarde van 8 tot 10 miljoen gulden (ruim 4 miljoen euro) nu. Aanvankelijk staat hij te boek als turfsteker, net als zijn vader. Later wordt hij landbouwer. Echter in 1785 staat hij vermeld als directeur van de droogmakerij Veender- en Lijkerpolder. Zoals eerder gemeld zijn in de 17de en de 18de eeuw vele veenmeren (als gevolg van turfsteken) drooggelegd. De Veender- en Lijkerpolder waren niet zo zeer meren als wel heel drassige gebieden. In ieder geval onbruikbaar voor landbouw. Het gedeelte van die polder dat viel onder Alkemade, werd in de tweede helft van de 18de eeuw drooggelegd. Eén van de belangrijke uitvoerders hiervan was Jan van den Bogaard (ook wel geschreven als Boogaard of Bogaert), die tevens landbouwer was. Hij liet in Nieuwe Wetering een voor die tijd ook al zeer kapitale boerderij bouwen, ‘Bogaardlust’, met ernaast een zomerhuis.

Voorvader Dirk Dirckszn. Straathof werd naar huidige maatstaven multimiljonair, geld dat voornamelijk was gestoken in landerijen. Op de foto de kapitale boerderij ‘Bogaardslust’ in Nieuwe Wetering waar hij sedert 1865 woonde. Foto uit ‘Een eeuw door de Bank genomen’, 2001.

De indrukwekkende schouw in boerderij ‘Bogaardslust’, onder meer verbeeldende de omgeving rond 1797. Foto uit ‘Een eeuw door de Bank genomen’ t.g.v. 100 jaar Rabobank, verschenen in 2001.
Van den Bogaard had één dochter, Elisabeth (Lijstje, 2 juli 1746 – Esselijckerwoude 26 mei 1811), die huwde met Dirck Straathof op 12 februari 1765, die meteen intrekt op de boerderij. Vermoedelijk is Dirk door zijn schoonvader voorgedragen als zijn opvolger en directeur. Ook nam Dirck de boerderij over.
Bidprentje
Op het bidprentje van Dirck Straathof staat vermeld: ‘Overleden aan de Nieuwe Wetering, den 29sten September, en Begraven den 5den October 1819, op het R.C. Kerkhof, in Roelofarendsveen, in den Ouderdom van circa Tachtig Jaren, Zijn nalatenschap bedroeg fl. 222.777 en 10 stuivers, alzoo voor elk kind of stam, zijnde 8 stammen fl. 27.847. Welk bedrag toentertijd vooral bestond uit bezit van landerijen. Dirck was een soort grootgrondbezitter. ,,Dit mag wel opmerkelijk genoemd worden voor een arme turf-baggermanszoon die vooral – aldus de tekst op het bidprentje – met zijn braaf en edel gedrag de hand verkreeg van de 18-jarige dochter van de welgestelden grondbezitter Johannes van den Bogaard.”
Het huwelijk tussen Dirk en Liesbeth was kinderrijk. Samen krijgen zij 12 kinderen, van wie er 4 vroeg overleden. Met hun tweede kind Arij Straathof vervolgt de stamboom naar onze Dirk.
Arij werd geboren op 10 februari 1769 te Nieuwe Wetering. Hij huwde met de Ripse Quirina (Kreyntje) Jacobse van Voort (25 juni 1769– 22 september 1817) op 2 juni 1794 te Oude Wetering. Arij overleed in 1808 (op 2 januari). Samen hadden zij 8 kinderen, waarvan er 4 de volwassen leeftijd zouden bereiken. Na het overlijden van Arij is Quirina hertrouwd met Arie Schakenbos (reeds in oktober 1808) met wie zij nog twee kinderen kreeg.

De boerderij van de Gebroeders Straathof (wel familie, maar een zijtak) aan de Achterdijk (Koppoel) op Rijpwetering.
De oudste zoon en stamhouder Johannes Straathof (12 september 1795 Rijpwetering – 23 december 1869) was boer in Rijpwetering op boerderij ‘In de Steeg’, nabij de huidige Koppoellaan. Uit zijn eerste huwelijk met Marijtje van Dregt (* 15-04-1799 (Alkemade) – 27-03-1845 (Oud-Ade) worden 11 kinderen geboren. Op latere leeftijd hertrouwt hij met Maartje Paardekoper (1808-1858) uit Zoeterwoude. Dat huwelijk blijft kinderloos.
Hun zoon, Nicolaas Straathof (31 mei 1835 -20 juli 1882), is de grootvader van onze Dirk. Hij huwde met Maria Ammerlaan uit Zoeterwoude (9 maart 1834 – 16 april 1896). Het gezin van 8 kinderen woonde in Rijpwetering. Als beroep wordt genoemd boerenknecht.
Nicolaas overleed op 47-jarige leeftijd aan de ‘suikertering’ (suikerziekte).
Hun oudste zoon Johannes Straathof (29 juni 1864 – 16 februari 1947) zegt het boerenbedrijf vaarwel. Bij zijn huwelijk in Zoeterwoude op 21 mei 1896 met Adriana van Benten (Jaan, 22 juli 1867- 11 december 1952), de vader en moeder van onze Dirk, staat hij vermeld als timmerman, en komt later in dienst bij Gijs Verbij in Hoogmade.
De kinderen van dit echtpaar worden in verschillende plaatsen geboren: Maria (tante Marie, 1898) in Zoeterwoude en Johanna (tante Jans, 1899), Nicolaas (ome Niek, 1900) en Johannes (ome Jan, 1901) in Stompwijk. Adriana (tante Sjaan, 1903) en onze pa Dirk Straathof, 1907) zijn geboren in Hoogmade.
Molenmaker Dirk Straathof (1907-1974)

Kerkstraat richting Leiden. Links het voormalige winkelpand van Th. Pouw. Rechts ‘De Ark’. In de meest rechtse woning (de enige met voordeur) woonde Dirk met zijn vrouw vanaf hun trouwen in 1933 tot 1948. Op deze foto van circa 1920, woonde en werkte (Antoon) Toon Schrader (zijn hoofd steekt net boven de heining uit) in dit huis als kleermaker, en waarschijnlijk ook al als wederverkoper van rookwaren.

Een heel groen dorp was Hoogmade, zoals te zien is op deze foto van de Kerkstraat (richting kerk) rond 1905.
Dirk Straathof werd 21 december 1907 geboren in de Kerkstraat in Hoogmade, in één van de lage huisjes die al lange tijd geleden zijn gesloopt, en die stonden tussen slagerij Arie Vreeburg (in de jaren zestig opgevolgd door de uit Noordwijk afkomstige slager Van den Berg) en de – ook al verdwenen – vrijstaande woning/winkel van Toon Schrader, die onder meer kapper was en rookwaren verkocht. Vanaf Schrader gezien stonden daar links naast 2 twee-onder-een kap-woningen met daar tussenin een poortje: naast Schrader woonde in de jaren dertig Willem Kraan (de vader van hardloopster Gerda Kraan); vervolgens Jan Straathof (Dirks vader, 1864-1947, getrouwd met Adriana van Benten, 1867-1953); dan Van den Ing (ouders van lokaal amateur-historicus Piet) en daarnaast ‘Lange Ant Kraan’ (ze heette trouwens van der Pouw Kraan en was een zus van Piet van de Hoogmadese molen aan het Noordeinde) en vervolgens dus slager Vreeburg.

Het rijtje huisjes aan de Kerkstraat, alle reeds lange tijd geleden gesloopt/verdwenen. Op de voorgrond ‘Schrader’, het hogere pand aan het einde was van slager Vreeburg, later Van den Berg. Foto circa 1975.

De sloot (meer riool) achter de huisjes aan de Kerkstraat waar Dirk is geboren. De sloot – Voor Wetering – liep grofweg van de plek waar ooit Theo van Wieringen woonde (dat terrein was bereikbaar via een ophaalbrug) naar de Does ter hoogte van Van der Wereld. In 1946 is de sloot gedempt en werd dat de Van Fenemalaan.
Als 11-jarige jongen (in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw – heel gewoon) ging hij aan de slag als leerling-timmerman/loopjongen bij aannemer Gijs Verbij (de vader van Hein, de opa van Lucas die beiden bekend werden als baas van molenmakersbedrijf Verbij aan de Van Fenemalaan, later gevestigd aan de Van Klaverweijdeweg nabij de ‘stenen’ brug). Dirks vader Jan werkte toen al vele jaren bij Verbij.
Schrijver dezes herinnert zich dat pa Dirk vertelde dat hij in 1918 aan de slag ging bij Gijs Verbij voor 2,50 gulden per week (6-daagse werkweek). Hij moest in die tijd geregeld met de handkar (lopend dus) naar Leiden om bij houthandel en zagerij Noordman aan de Haagweg hout te halen. Bij Verbij werd hij opgeleid tot molenmaker.
Dirk trouwt Lien van Ruiten
In 1933 trouwt hij, 25 jaar oud, Lien van Ruiten (als buren – later in het Noordeinde – noemden wij Van der Posten haar altijd tante Lien; ons moeder Gré Wesselman en Lien kenden elkaar van vroeger, omdat ze vlakbij elkaar woonden: Zuideinde/Zuidhoek in Roelofarendsveen/Woubrugge).
In de Burgerlijk Stand staat over hun huwelijk het navolgende vermeld:
Bruidegom Theodorus Straathof, timmerman, geboren en wonende in Woubrugge (de gemeente waartoe Hoogmade toen behoorde); bruid Engelina Theodora van Ruiten, 21 jaar, zonder beroep, geboren te Alkemade wonende te Woubrugge op de Zuidhoek (aan de overkant van het Paddegat, gezien vanuit Woubrugge; in 1959 is dat gebied bij de gemeente Alkemade gaan horen).
Vader van de bruidegom is Johannes Petrus Straathof (68 jaar oud en van beroep timmerman te Woubrugge); moeder van de bruidegom is Adriana van Benten (65 jaar oud, zonder beroep, wonende te Woubrugge).
Vader van de bruid is Petrus van Ruiten (62 jaar, kruidenier te Woubrugge, Zuidhoek dus); moeder is Gesina Martha Anna Lemmers (57 jaar, zonder beroep).

Jeanne als kleine meid op bezoek bij haar opa en oma Piet van Ruiten op de Zuidhoek in toen nog Woubrugge.
‘Tante’ Lien is geboren in het Zuideinde (Alkemade) en verhuisde toen haar vader een kruidenierswinkel begon op de Zuidhoek (Woubrugge), vlakbij eigenlijk. Piet van Ruiten (1870-1943) trouwde twee keer. Zijn eerste vrouw was Engeltje (Engelina van der Meer) die in 1901 op 28-jarige leeftijd overlijdt, een maand na de geboorte van haar derde kind. Een half jaar later hertrouwde hij met Gesina Lemmers, Liens moeder dus, met wie hij nog 12 kinderen krijgt. Van de in totaal 15 kinderen overlijden er voortijdig 9
Getuigen van het huwelijk van Dirk en Lien waren: Hendrikus (Hein) Johannes Hoogenboom (43 jaar, gemeenteveldwachter in Woubrugge, Hoogmade dus) en Cornelis Schijf (36 jaar, brugwachter van de oude brug – gebouwd 1869 – over de Woudwetering in Woubrugge). Waarschijnlijk kende Dirk Schijf van de de muziekvereniging, maar het is ook niet uit te sluiten dat hij om praktische redenen getuige was (woonde en werkte vlakbij het gemeentehuis).
Het huwelijk werd op 4 februari 1933 afgekondigd, en op 15 februari gesloten.
Uit het huwelijk worden acht kinderen geboren, van wie er drie in de kraam overlijden:
- 1. Anoniem, dood geboren kind op 13 april 1934 te Leiden;
- 2. Johannes (Jan), geboren 25 augustus 1935;
- 3. Gezina (Siena, 1937);
- 4. Jeanne (1940) Adriana Johanna;
- 5. Petronella Maria (1942, overleden in ziekenhuis in Leiden, nog geen dag oud);
- 6. Engelina (bij geboorte overleden);
- 7. Petronella Hyacintha Maria (Elly) (7 januari 1951);
- 8. Engelina (Ina) Margaretha Maria (29 juni 1955).
(n.b. onderaan dit verhaal partners, kinderen en kleinkinderen, alsmede broers en zussen van Dirk).
Vanaf zijn huwelijk woonde Dirk in de Ark in het hoekhuis (zes onder één kap, in het huis aan aan de kant van de kerk), Kerkstraat 71 (vóór de lokale huisnummering in 1948 in de gemeente-administratie aangeduid als B 286.)

De eerste (ophaal)brug over de Does werd gebouwd rond 1872 toen er een grindweg via Ofwegen naar Woubrugge kwam. Tot de tijd moest er worden (over)gevaren. Begin jaren dertig werd deze brug vervangen, en midden jaren zestig kreeg Hoogmade de brug die er thans (anno 2021) nog ligt.
‘De Ark’ werd zo genoemd omdat het zes huizen op rij waren. Overigens niet helemaal nieuw voor Hoogmade, omdat schuin aan de overkant, naast of mede op de plek van het voormalige café van Pons van der Eng al eerder een ‘ark’ was gebouwd, de ‘oude Ark’. Dat gebouw, waarin ook een kroeg/herberg was gevestigd, viel ten prooi aan een brand in 1921. De Leidse Courant bericht erover en meldt dat de brand rond 11 uur is ontstaan op 24 mei.Er woonden 5 gezinnen, waaronder een familie Verbij. Verdere namen en info, zie elders op deze site over de brand in ‘oude Ark’.
De huisjes, waarschijnlijk gebouwd tussen grofweg het latere huis van groenteboer Van der Star en het latere café van Pons, brandden tot de grond toe af. Een deel van het terrein bleef jaren onbebouwd en diende als tuin (naast Volwater). Later – jaren negentig – zijn er ‘vrijgezellen’-flatjes gebouwd.

Dirk en Lien met hun drie in de Ark geboren kinderen. Foto 1940, vlak na de geboorte van Jeanne. Foto genomen achter het woonhuis (de Ark).
De kinderen Jan, Siena en Jeanne zijn in de Ark geboren. Het was volgens zoon Jan (1935) een vrij groot huis met een voor- en achterkamer en een alkoof waar zijn vader en moeder sliepen.
Volgens Hans van der Wereld is de Ark gebouwd in circa 1905. De bouw ervan houdt verband/was mogelijk door de invoering van de Woningwet (1901), waarbij huizenbouw op basis van bouwvergunningen werd geregeld.
Varken voor de slacht

Foto 1944. Deze huizen, al in de oorlog onbewoonbaar verklaard en vlak na de oorlog gesloopt, stonden aan de Kerkstraat tussen de school en wat later Huize Van der Ploeg heette. De woningen werden bewoond door C.H. van den Berg, A.C. Colijn (van de scheepswerf) en G.J. (Gerrit) den Dubbelden, de zwager van Dirk die getrouwd was met Jans Straathof. Het betrof hier zeer oude woningen die daar mogelijk al 200 jaar of langer stonden, aldus Hans van der Wereld.
Achter het huis was een moestuin en een flinke schuur met een door Dirk aangebouwd gedeelte waar een varken werd gehouden. Dat werd meestal in november geslacht door Gerrit den Dubbelden (noodslachter, een zogeheten ‘knors’, die ook werd ingeschakeld indien een koe of varken bij een boer onverwacht het leven liet). Gerrit was de zwager van Dirk, getrouwd met diens zus Jans Straathof. De slachtingen werden altijd gedaan bij slagerij Vreeburg aan de Kerkstraat. Het meeste vlees werd vervolgens gerookt of gepekeld en in een speciale kast op zolder van Dirks huis verder te drogen gehangen.
Gerrit den Dubbelden woonde tot vlak na de oorlog ook in de Kerkstraat, naast de school, pal tegenover de vroegere scheepswerf van Colijn (thans restaurant ‘Kom Eten’ met terras). Op het braakliggende stuk grond dat later voor de opslag van boten werd gebruikt, stond tot na de oorlog een blokje van drie huizen pal tegen elkaar ingebouwd, waar ook Arie Colijn woonde. Het pand werd al in de oorlog onbewoonbaar verklaard en is in 1946 gesloopt. Gerrit verhuisde naar de Boskade naar de woning vlakbij de hoge fietsbrug (thans pal naast de snelweg). Uiteindelijk naar de Van Poelgeestlaan.
De Ark was in de herinnering van Jan particulier eigendom, zeker niet van de gemeente, van een Voorschotenaar die – gebruikelijk toen – wekelijks de huur kwam ophalen. De bewoners van de Ark waren – in de jaren veertig – (staande voor de Ark v.l.n.r.: Siem Platteel, Piet Zoetemelk (jongste broer van onze oma Cornelia van der Post-Zoetemelk), Cor Lieverse, Jan Bax, Baak en dan Dirk Straathof.
Dirk: grootste huis van de Ark met voordeur!
Van de zes woningen van de Ark was die van Dirk de grootste (de woning was langer/dieper, wat aan de achterkant te zien was. Aan de voorzijde waren de huizen identiek, met uitzondering van het feit dat Dirks woning als enige een voordeur had. Jan denkt dat bij de bouw van de Ark al rekening was gehouden met het onderbrengen van een ondernemer aldaar die zijn werk kon doen in de ‘voorkamer’ (Kerkstraatkant), en dus een winkeldeur aan de voorzijde had.
Volgens Hans van der Wereld was die ondernemer Toon Schrader die later verhuisde naar het huis (dat waarschijnlijk eigendom was en bleef van aannemer Gijs Verbij) op de hoek van de Kerkstraat/Van Fenemalaan, waar hij zijn werk als kapper annex sigarenverkoper voortzette.
Antonius Schrader, geboren 1885 te Stompwijk, trouwde in 1914 met Anna Baak (1887-1947, eerste huwelijk), kleindochter van Cornelis Baak, 1817-1881, die schipper was, mogelijk (aldus HvdW) verbonden aan de familie Baak van de Schans.

Tijdens de kermis gedrieën op de motorfiets (voor de show dan). Voorop Riet de Vette, in het midden Riet Koetsier, vriendinnen van Jeanne Straathof die achterop zit. Foto circa 1955.

Vader Jan Straathof en moeder Adriana van Benten, gefotografeerd nabij huisje aan de Kerkstraat in circa 1938.

Een unieke foto, genomen pal na het gereedkomen van de ‘noodkerk’ in de pastorietuin. Die kerk werd voor 8900 gulden gebouwd door Gijs Verbij. Hij staat zelf op de achtergrond met lichte kop met haar en met een keurig stropdasje. De bouw gebeurde direct na de instorting van de kerk in 1929 en het noodkerkje werd in september van hetzelfde jaar ingewijd door pastoor Borsboom. Nadat de nieuwe kerk was gebouwd, werd het (in 1933/1934) gedemonteerd en verkocht voor 1400 gulden aan de nieuw opgerichte parochie Maria Middelares van de paters Montfortanen aan de Rijndijk te Voorschoten, thans gemeente Leiden. Op de foto ook Dirk (vooraan, tweede van rechts).

Dirk en zijn zus Marie op het erf van Noordeinde 18. Tante Marie dreigt flinke sneeuwbal te gooien naar dochter (Ina?).
Waarschijnlijk heeft hij zich na zijn huwelijk reeds gevestigd als kleermaker in de Ark. Dirk gaat daar wonen direct na zijn huwelijk in februari 1933. En is Schrader wellicht in dat jaar naar de ‘overkant’ vertrokken. In de Leidsche Courant van 24 mei 1925 wordt Schrader aanbevolen als kleermaker in een advertentie van A. van de Pouw Kraan die aankondigt dat hij woensdag en zaterdag zijn huis beschikbaar stelt voor wie zich wil laten scheren. Als bewijs dat Schrader in ieder geval in 1925 het vak van kleermaker uitoefent in de Ark.
Schrader was trouwens een druk bezet baasje. Hij was ook een periode postbode, en al lang voor de oorlog agent van de KRO-gids in Hoogmade. Tevens was hij een aantal jaren voorzitter van VCH (Voetbal Club Hoogmade, later MMO).

Kerkstraat in circa 1895, een van de oudste ansichtkaarten die van Hoogmade werden uitgegeven. Met rechts de lage huisjes die alweer lang geleden zijn gesloopt en waar Dirk in 1907 is geboren. Het huis van Toon Schrader, gebouwd circa 1930 door Gijs Verbij stond er nog niet. Dat kwam vlak tegen dit huis te staan.
Het werk gaat kennelijk zo goed dat hij zelfs een kleermakersknecht kan aannemen, ene Cees van Schagen uit Santpoort. Het bijzondere is dat Van Schagen zich later zelfstandig vestigt als manufacturier in het dorp, en wel op het adres Kerkstraat 53. Van Schagen trouwt met ene Van der Salm, dochter van de Hoogmadese kerkmeester Wilhelmus Johannes van der Salm (1864-1938) en Clementia Balten. Jan van der Salm kwam van oorsprong uit Zoeterwoude. Zij waren trouwens de schoonouders van Hein Verbij. De winkel/woning van Schrader is ooit gebouwd door Gijs Verbij, evenals de winkel (in 1928) van Van Schagen (later Ludlage).
Hans van der Wereld herinnert zich nog dat hij door Toon Schrader werd geknipt begin jaren vijftig: ,,Het was geen lol daar, met vaak ketende kinderen die hij niet in bedwang kon houden. Hij had per klant altijd lang werk. Het ging van ‘knip’, even kijken, en weer een ’trage knip’. Als er iemand kwam voor de winkel, kwam zijn vrouw (zijn tweede, met wie hij trouwde in 1952; ze heette Cor van Tol (1900-1976, dochter van Georgius van Tol en Maria Petronella Kelder van de Van Tollen aan de Frederikskade) naar voren. Ik meen dat ik – mijn ouders – indertijd voor het knippen een kwartje betaalde.”

Nieuwbouw van de Veenderpoldermolen in circa 1936. Personeel van Gijs Verbij aan het werk; hun namen staan in de foto geschreven. Kees Klein en Kees van den Eng (broer van kastelein Pons), die later naar Nieuw-Zeeland is verhuisd (zij staan vlak voor de molen), Jan Blom (op de top), broer van Jo Blom (kruidenier); en Dirk Straathof bovenin op de dwarsroede. Links op de voorgrond staat Dirks vader Jan Straathof.
Jan Straathof vond Schrader wel een gezellige klessebes. ,,Wij kwamen daar omdat Schrader het dichtste bij was woonde. Toen wij in 1948 verhuisden naar het Noordeinde, gingen we naar Piet Witteman de kapper, gewoon omdat die het dichtste bij was. Dat gold ook voor de kruidenier. Tot 1948 kochten mijn ouders altijd bij Lena Disseldorp een paar huizen verwijderd van ons, daarna bij Piet Witteman.”
Zinken gootsteen
Jan schat dat de totaaloppervlakte van de woning 11 meter diep en 5 meter breed was. Er was een gang over de hele lengte van het huis, van de keuken naar de voordeur, met bijna halverwege een tussendeur. Vanuit de keuken komende, zat de deur (links) naar de achterkamer vrij ‘vooraan’; de volgende deur in de gang leidde naar de zolder. Vervolgens was er een tussendeur en dan de deur naar de voorkamer die ongeveer halverwege die ruimte zat.

Volkstuinen in de Piestpolder. Dirk tuinierde er waarschijnlijk al voor de oorlog met zijn broer Jan.
De keuken was een soort aanbouw, circa 3 diep bij 1,5/2 meter breed. De toegangsdeur (achterdeur) tot de keuken bij binnenkomst was aan de kant van Deckers. De keukens van de Ark waren twee-aan-twee tegen elkaar gebouwd (de buren waren ‘Baak’). In de keuken zat een raam aan de kant van Deckers, boven het aanrecht/kookgedeelte. De zinken gootsteen/wasbak met kraan zat bij binnenkomst rechts in de hoek. Het toilet was ook weer een uitbouw, bij binnenkomst in de hoek (aan de kant van de buren), waarvan de afvoer ‘uit kwam’ (buiten) in een de beerput (die geregeld door gemeente werd geleegd). Tussen de keuken en de gang zat een deur.
De voorkamer was circa 4×4 meter met een raam van ongeveer 150 x150 cm. De alkoof was een tussenkamertje met vast bed (korte zijde geplaatst tegen de buitenmuur, geen bedstee) was 4×2 meter met een vaste linnenkast van circa 1 meter breed die stond aan de kant van de voorkamer (naast uitsparing voor de trap – aan de zijde van de gang). Er was boven het bed een klein raam van naar schatting 50 bij 60 cm.
De achterkamer was circa 4×5 meter met een redelijk grote raampartij van ook ca. 150×150 cm. Zowel vanuit de achter- als de voorkamer was er een deur naar de alkoof. Er was geen deur vanuit de gang naar de alkoof.
Boven aan de trap was een klein halletje van circa 1×1 meter (gemaakt door Dirk; toen hij er ging wonen was het één grote ruimte) met rechts een deur naar slaapkamer voorzijde, ruim circa 5 x 5 meter groot, waar Jan sliep. Daar was een raam in de zijmuur van ca 120 x 80 cm. met 2 openslaande ramen. Deur vanuit halletje naar links ging naar de achterkamer van circa 6 x 5 meter, ‘de koudste kamer op het noorden’, waar Siena en Jeanne sliepen, een kamer zonder raam.
Zowel in de voor- als achterkamer beneden stond een kolenkachel (de kolen werden gekocht bij Spijker die toen nog een voorraadschuur had aan de Vissersweg, vlakbij Siem van Tol). De schoorsteen stond achter op het dak. Jan herinnert zich dat in zijn slaapkamer het rookafvoerkanaal was gemetseld dat bijna dwars over de muur liep naar de achterkamer. Dat gaf in koude tijden nog enige warmte af.
Volgens Jan was er een luik boven in de linnenkast in de alkoof. Jan denkt dat pa Dirk (omdat hij in de leeftijd was dat hij door de Duitsers zou kunnen worden ‘opgepakt’ voor de Arbeitseinsatz) al tijdig in de oorlog een soort ‘verlaagd plafond’ had gemaakt in die grote kast (vierkante meter ongeveer) om daarin te kunnen kruipen. Dat viel niet op volgens Jan, omdat het een hoge kast /hoge kamers waren. De ruimte was te betrekken via een luik op zolder dat aan het zicht was onttrokken door een vloerkleed. Je kon er alleen een beetje in kruipen, want het was niet meer dan circa 70 cm ‘hoog’).
Kennelijk is het weleens spannend geweest, want Jan herinnert zich dat hij en zijn zusjes Siena en Jeanne door pa en ma naar de ‘overkant’ van de Kerkstraat werden gestuurd, naar hun opa jan en oma Straathof, zodat zij Dirk niet konden verraden.
Opvang Noordwijks gezin
Later in de oorlog, aldus Jan, hebben nog Noordwijkers bij hen ingewoond; een gezin met een zoon die een paar jaar ouder was dan Jan. Jans zusjes sliepen in die periode toen ook op ‘zijn’ slaapkamer. terwijl het Noordwijkse gezin de achter-slaapkamer ‘bewoonde’: ,,Dat gezin moest weg uit Noordwijk omdat hun horecabedrijf in Noordwijk Binnen pal onder de aanvliegroute van vliegveld Valkenburg was gelegen of in verband met de bouw van de Atlantikwal of vanwege uitbreidingsactiviteiten/komst grotere vliegtuigen o.i.d. moest worden gesloopt.” Hoe en waarom dit gezin dan bij Dirk Straathof in Hoogmade terechtkomt, is Jan volslagen onduidelijk.
Het gezin vertrok weer na de bevrijding. Er was geen sprake van een familieverband, want Jan herinnert zich niet dat er daarna ooit nog contact mee is geweest. Diep in zijn geheugen gravend, denkt Jan dat de familie Otto heette. De inboedel van het Noordwijkse horecabedrijf (stoelen, tafels, e.d.) was trouwens meeverhuisd naar Hoogmade en werd opgeslagen in een schuur achter de stal van Deckers. In tegenstelling tot Jan herinnert zijn jongere zus Jeanne dat er na de oorlog nog wél contact is geweest. Zij weet nog dat zij achterop de fiets bij haar ouders naar het horecabedrijf van de familie Otto is geweest. Waar dat precies was, en of dat misschien hun oude bedrijf was, weet ze niet. Wel dat haar moeder een mooie boodschappentas cadeau kreeg van de familie Otto, kennelijk nog als een vorm van dank. Daarna is het contact verwaterd.

Dirk, natuurlijk met een peuk tussen zijn lippen, aan het werk met zijn vaste maat Aad Wassenburg en baas Hein Verbij (links). Beelden uit dorpsfilm Hoogmade (circa 1968) van Aad van Mil.
Daarnaar gevraagd, zegt Noordwijks historicus Koen Marijt er het volgende over: ,’Vele Noordwijkers moesten evacueren, bijna de helft van het 12.000 inwoners tellende dorp. De sloop van gebouwen binnen de gemeente Noordwijk gebeurde vooral aan de kust (i.v.m. bouw Atlantikwall). Echter, er zijn ook enkele panden gesloopt in Noordwijk-Binnen (wat meer landinwaarts gelegen). In ieder geval een boerderij aan de Zwarteweg moest het ontgelden. En aan de (toen zo geheten) Lageweg 2 werd café ‘Schoonzicht’ begin 1943 gesloopt. Maar dat was van ene familie Compier. In totaal zijn ‘slechts’ 30 gebouwen in Noordwijk geheel gesloopt, in vergelijking met andere badplaatsen valt het ontzettend mee (Katwijk 600-800 huizen).”
Depot voor gasbussen
Volgens Jan had pa Straathof al vóór de oorlog een depot voor gasbussen van Esso. Die waren opgeslagen in de schuur. Hij herinnert zich een verhaal dat in lege (holle) gasbussen (de bodem was ‘uitneembaar’) kazen werden gesmokkeld: ,,Ik denk niet dat mijn vader dat technisch regelde, maar ik vermoed dat die ‘gasbussen’ vanuit Den Haag (van waaruit Esso de bussen leverde) op die manier werden geleverd. Waarna de hoge heren van dat bedrijf ze later (met kazen gevuld) weer lieten ophalen”, aldus Jan Straathof.
Voor zijn baas Gijs Verbij werkte Dirk in de tweede helft (waarschijnlijk 1944) van de oorlog, toen de voedselvoorziening al moeilijker werd, een langere periode in de Haarlemmermeer aan een bouwproject (een stal/hooiberg?) bij een boer. Reizen/transport was toen ook al moeilijk, dus verbleef Dirk – met collega’s – de hele week bij de boer. Dagelijks kregen zij een brood, waarvan zij de restanten aan het einde van de week mee naar huis namen. ‘Oud brood, maar wij vonden het heerlijk. We hebben geen honger geleden,’ herinnert Jan zich.
Jan zegt verder over de oorlog niet één Duitser in Hoogmade te hebben gezien, met uitzondering van het einde van de oorlog toen ze vertrokken.
Dirk: Kelner en muzikant

Dirk kelnerde ook bij ’t Sluisje (rechts op de foto), toen eigendom van Leen Akerboom. Hij verdiende tijdens de Veense kermis altijd een goede boterham, want hij was zekere populair als ober.

Foto genomen op dag van Hoogmadese kermis in 1947. Zoon Jan, 12 jaar oud, brengt (met zusje Jeanne) de bariton van pa Dirk naar huis (de Ark) nadat hij een rondje dorp heeft gelopen met de Heerlijkheid. Omdat hij daarna meteen ging kelneren bij Witteman, voorheen Hillebrand.
Dirk Straathof ‘kelnerde’ – naast zijn werk als molenmaker annex timmerman – al op vroege leeftijd tijdens feesten en partijen in het dorp. Op kermissen was hij er altijd bij. Misschien al bij (Cornelis) ‘Hillebrand’ die in 1910 een zaal liet aanbouwen bij zijn herberg en bestemd was voor ‘bruiloften en partijen’ en ongetwijfeld tijdens kermissen druk werd bezocht. Die bouwplannen gingen overigens ten koste van de kolfbaan; een activiteit die voor dorpelingen nog jaren reden was het terrein voor de herberg ‘de Baan’ te blijven noemen.
In de tweede helft van de negentiende eeuw heet de herberg wisselend ‘De Roode Leeuw’ en ‘De Goude Leeuw’. Hillebrand verhuurde vanaf circa 1930 zijn horecabedrijf aan kruidenier Jan Witteman. Zij waren al buren (Kerkstraat 37 was kruidenierswinkel van Jan Witteman, Kerkstraat 35 was ‘Hillebrand’), de panden stonden op de plek van het vroegere ‘Regthuys’, waar decennia eerder nog de gemeenteraad vergaderde in de tijd dat Hoogmade nog een zelfstandige gemeente was (tot 1855). In 1932/1933 koopt Witteman het horecabedrijf alsmede enkele omliggende huisjes. De grond (Van de Erven Cornelis Sprongh) wordt door hem in 1934 gekocht.

Luchtfoto van het ‘oude’ dorpscentrum van Hoogmade, circa 1950. In het hart de panden Kerkstraat 35 en 37. In het midden van dat gebouw de herberg/café, rechts de supermarkt van Witteman en links de feestzaal die in 1949 met de herberg werd gekocht door Willem van der Ploeg..

Het Regthuys waar de gemeenteraad vergaderde (en waar recht werd gesproken) in de tijd dat Hoogmade een zelfstandige gemeente was (tot 1855). Daarna werd het gedeeltelijk herberg. Het pand werd omstreeks 1910 gesloopt (bron: Van Hemessen) om plaats te maken voor kruidenier Witteman en de herberg van Hillebrand die later een feestzaal aanbouwde waar ook Dirk nog kelnerde.
Jan Witteman verkoopt het café annex toneelzaal in 1949 aan Willem van der Ploeg (de vader van Arie). In 1985/1986 komt ‘Huize Van der Ploeg’ in handen van ene Stevense en kreeg het de naam hotel Rijnland dat in 1996 failliet ging, althans de kosten/de exploitatie niet meer kon opbrengen. Toen kwam het in handen van Ben van Dinten en Thijs van Wieringen (in feite de Rabobank) en stond het jaren leeg tot de uitvoering van bouwplan voor de dorpskom in circa 2005 (Bron ‘Van de Baan naar de Kom en het Plein’ van Frans Witteman).
Dirk Straathof dronk zeker zijn ‘borreltje’ tijdens zijn caféwerk maar hield altijd zijn kop er bij. Om te voorkomen dat hij dronken werd, had hij onder de toog een fles water staan waarmee hij zijn borrelglaasje vulde als hij een drankje kreeg aangeboden, maar rekende wel de borrel af. Geld dat hij vervolgens in zijn zak mocht steken.

Foto (uit de Leidse Courant, 1936) van het onderhoud van de voormalige sluis in Rijpwetering met rechtsvoor Dirk Straathof.
Later kelnerde Dirk ook tijdens de Veense kermis bij het Sluisje (Leen Akerboom) in Roelofarendsveen. Daar kwam hij min of meer toevallig terecht. Zijn baas Gijs Verbij deed het onderhoud van de sluisdeuren, en Dirk en zijn collega’s gingen dan tussen de middag hun boterhammen opeten bij ’t Sluisje. Zo rolde Dirk in het horecaleven in de Veen.
Zolang Jan zich herinnert, zat/speelde Dirk bij muziekvereniging De Heerlijkheid, eerst met een trombone, later met een tuba. Zelf enthousiast muziekliefhebber, stimuleerde Dirk bepaald niet zijn kinderen om zijn voorbeeld te volgen. Met uitzondering misschien van de jongste, Ina, liep geen van de kinderen ooit mee in het plaatselijke muziekkorps. En Ina zat bij de majorettes. Wel gaf Dirk les aan nieuwe leden van de Hoogmadese fanfare.

Muziekvereniging ‘De Heerlijkheid’ in de zomer 1945, vlak na de oorlog. Dirk is heel waarschijnlijk de man met hoed en tuba op de een na achterste rij.
Een van hen was Siem van der Ent. Die herinnert zich in het clubblad in 2017 van ‘De Heerlijkheid’, toen hij 75 jaar lid was: ,,Dirk Straathof woonde in de Ark en toen ik daar als 12-jarige een keer langs liep hoorde ik hen (de leden van het kwartet) spelen en vond het ‘verrekte mooi’. Dat wilde ik ook.” Na twee jaar les van Dirk Straathof werd Siem de 7de klarinettist in het van ‘De Heerlijkheid’.
De gezondheid van Dirk liet het in de loop der jaren niet meer toe dat hij mee liep in de fanfare. Ik schat dat hij dat al niet meer deed sinds het huwelijk met ons moeder (Gré van der Post-Wesselman) in 1967. Ik herinner mij althans niet dat ik dat toen heb gezien. Hij bleef wel nog een paar jaar spelen op de tuba maar dat kostte wel enige moeite. Hij kon het vanwege slechte luchtwegen (een zware roker – altijd een shaggie tussen de lippen) op een gegeven moment gewoon niet meer en is toen definitief gestopt met de ‘fanfare’.
Dirk speelde ooit – al ruim voor de oorlog – ook nog in een kwartet met Niek van der Pouw Kraan (de sloper); zijn kameraad Piet Hoogenboom (de koster) en Hein Hoogenboom (de zoon van Cas, getrouwd met tante Marie, de oudste zus van Dirk). Jan herinnert zich niet dat het kwartet speelde op feesten en partijen, maar bezocht meestal muziekconcours in de regio, in de bedrijfsauto van Niek van der Pouw Kraan. Het kwartet had geen naam, aldus Jan.
Buren in het Noordeinde

Noordeinde circa 1958, vlak voordat wij Van der Posten kwamen wonen op nummer 20 (op foto tweede blok van rechts). Op nummer 16 woonde Cas Hoogenboom (zoon van Dirks zus Marie. Op nummer 18 woonde Dirk Straathof, op nummer 20 Piet Hoogenboom, de koster. op nummer 22 Dorus van Goozen (getrouwd met Lena Baak, depothoudster Leidse Courant). Het Europaplantsoen (links) stond nog slechts op papier.
Wij Van der Posten (pa, ma, zes kinderen) kwamen in 1960 naast Dirk Straathof te wonen op nummer 20. Dirk woonde al sinds 1948 op Noordeinde 18. Wij betrokken de (huur)woning van Piet Hoogenboom de koster, kameraad van Dirk, voor wie een nieuw huis was gebouwd pal tegenover de kerk.
Mijn oudere broers waren toen al – in ieder geval een paar jaar later – in de leeftijd voor baantjes. Dat trof, want bij Dirk konden we gasbussen rollen (2 cent per bus) en onze buurvrouw op nummer 22 – Lena van Goozen-Baak – was depothoudster van de Leidse Courant. Die klussen gingen steeds over naar de jongere broer. Ik (van 1956) schat dat ik de gasbussen deed nadat mijn oudere broer Dick (van 1953) naar de technische school ging. Tegelijkertijd nam ik zijn krantenwijk (o.m. Van der Lanendorp, Hoogevenen – totaal circa 26 kranten) over waarvoor ik twee gulden in de week ving. Na mij kwamen die klussen ‘in handen’ van mijn jongste broer Paul (van 1959).

Het gezin van Dirk. Foto genomen ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk met Lien van Ruiten in 1958.
Tante Lien, onze buurvrouw, vrouw van Dirk, herinner ik mij nauwelijks. Ze was jarenlang ziek en lag in een bed in de voorkamer. Op 13 september 1965 overlijdt zij aan haar slopende ziekte, op 53-jarige leeftijd.
Ik schat dat nog in de zomer van 1966 er al een zekere relatie ontstond tussen Dirk en mijn moeder. Tussen de middag kwam hij in die tijd al bij ons zijn boterhammen opeten, vaak vergezeld trouwens van zijn collega Aad Wassenburg. Het is de periode dat wij kinderen (en ons moe die er niet van hield) kennismaakten met vis. Op donderdag kwam op Hoogmade altijd de visboer en vast gebruik van Dirk was dat hij een scholletje nam. Ik denk dat hij voor ons soms een lekkerbekkie meenam.
Mijn moeder vertelde me later dat Dirk al eerder met haar wilde trouwen, binnen een jaar na de dood van tante Lien. In overleg werd dat 17 februari 1967. Dirk had nog twee thuiswonende dochters, Elly en Ina. Wij waren met zes kinderen, hoewel oudste broer Piet al werkte op de binnenvaart en slechts af en toe een weekend thuis was. Zoveel ‘volk’ maakte het noodzakelijk dat de zolder moest worden ‘open gebroken’, waar een slaapkamer en een zekere opslag (de ‘rommelzolder’) werden gemaakt. Hans (Bengt) en Piet sliepen op die zolderkamer. Elly, Ina en mijn zus Mieke, sliepen op de kamer aan de voorkant. Dick, Paul en ik sliepen op de grotere kamer aan de achterkant; pa Dirk en moe in het kleine kamertje aan de voorzijde.

Dirk en moe tijdens een dagje uit met Jeanne en Koos die voor dat doel een auto had gehuurd. Ze gingen op bezoek bij Jan van Marwijk die koster was op Hoogmade (voordat Piet Hoogenboom dat werk overnam). Hij verhuisde naar Deventer, waar zij hem deze dag bezochten.
Het huwelijksfeest had plaats bij Van der Ploeg, nadat ze in de kerk hun ‘eeuwige’ huwelijksbeloften hadden gedaan. De aanloop naar het huwelijk had nog – vertelde mijn moeder later – wat voeten in de aarde. Toen zij bij Levinus van Vugt hun huwelijk gingen aankondigen was het vast gebruik – aldus de pastoor – dat daarvoor een weekloon werd betaald. Dirk dorst niet meteen te openbaren wat hij bij Hein Verbij verdiende. Dat was 200 gulden schoon in de week, zo gaf hij kennelijk met enige schroom toe. Niet bijster veel, omdat ik in 1971 (vier jaar later), als 15-jarige vakantiewerker in de inleggerij van de Gebroeders Thomas van Ruiten (Zuideinde, Roelofarendsveen, en familie van tante Lien van Ruiten) met een paar overuren meer dan 200 gulden verdiende, waarop mijn moeder reageerde met: ,,Je verdient nog meer dan je vader.”
Overigens paste het loon van Dirk in die tijd bij werknemers in vaste dienst. Zwartwerken was in die tijd trouwens al wel schering en inslag in de stad – niet zozeer op het dorp – met salarissen van 400 gulden of meer per week, zwart dus. Van Hein Verbij kreeg Dirk voor zijn huwelijk overigens wel een nieuwe koelkast, want die hadden wij in 1967 nog niet.
Het was best wennen aan elkaar, zeker omdat een aantal van ons in dezelfde leeftijd waren van Elly en Ina, waardoor er wel wat schermutselingen ontstonden. Maar aan pa Straathof waren de meesten van ons direct gewend, een zachtaardige, vriendelijke ‘reus’, een vader, makkelijk om van te houden. Vooral mijn jongste broer Paul heeft dat zo ervaren. Hij noemde – denk ik als enige – hem toen al stelselmatig pa.
Er ontstonden ‘pedagogisch’ in zekere zin ook een beetje twee culturen. Ina (1955) en ik (1956) waren bijna van dezelfde leeftijd. Als zij een keer te laat thuis kwam (nooit meer dan 10/15 minuten), kwam Dirk uit bed om haar vermanend toe te spreken – dat kon hij helemaal niet. Als ik de ‘regels’ overschreed, echt uren te laat thuis was – ik had daar helemaal lak aan – kwam mijn moeder welhaast hysterisch naar beneden om mij te bestraffen, waarvan ik mij niks aantrok.
Behoefte aan schuurruimte
Ook vanwege de klussen van Dirk was het noodzakelijk dat de schuurruimte moest worden uitgebreid. Ik schat dat al in 1967, vlak na het huwelijk, pa de houten bibliotheek kocht/kreeg, die werd opgedoekt en die naast de katholieke kerk stond. Die werd bij ons weer opgebouwd en was het domein van Dirk, met name voor zijn klussen: vaak schommelstoelen en miniatuurmolens die hij altijd onder de ‘kostprijs’ verkocht.
En natuurlijk stond in die schuur zijn trots: de goed onderhouden en altijd glimmende Sparta bromfiets (die jaren door mij werd gepoetst en waarvan het chroom altijd goed in het vet werd gezet door mij. Dirk gaf mij daarvoor altijd een gulden). Vroeger – vanaf begin jaren zestig – had Dirk een Berini. Tot 1958 (toen hij weer ging werken voor Verbij) ging hij dagelijks per fiets op en neer naar de Touwfabriek in Leiderdorp.

Dirk en Gré in de tuin van Noordeinde 20 in circa 1969. Kijk goed, want ook hond Moortje staat op de foto.
Aan de nieuwe schuur werd later nog een fietsenschuur gebouwd. Dat was wel nodig, want de bij het huis behorende stenen schuur was op een gegeven moment veel te klein voor 8 kinderen met elk een eigen fiets, en later broers met een brommer (Piet, later Dick) en een scooter (Hans/Bengt).
In de jaren zeventig – toen al een aantal kinderen het huis uit was – werd de stenen schuur gebruikt voor het opslaan van de gasbussen. Een aantal keren was er een gasfles gestolen, en die moesten nu achter slot en grendel. Veel – vond ik – werd er op de gasbussen niet verdiend: een gulden per fles. Als er een werd gestolen hadden mijn ouders meteen een schadepost van enkele tientjes (moesten statiegeld en inhoud aan de leverancier vergoeden).

Dirk in de houten schuur (de voormalige bibliotheek aangekocht vlak na zijn trouwen met Gré in 1967), zijn ‘klus’-domein. En alweer een molentje – bijna – gereed waarvoor hij altijd te weinig rekende. Rechts zijn brommer, afgedekt met een kleed tegen stof en zaagsel.
De klussen/bijverdiensten van Dirk leverde net dat extraatje op dat – naar mijn indruk – het leven wat aangenamer maakte. Vaste prik was op vrijdagavond een biefstukje dat pa voor ons moeder kocht. Dat werd dan gebraden als de kinderen naar bed waren. Ik herinner mij vaag de heerlijke braadlucht als ik soms wakker was geworden om te gaan plassen.
En ons pa en ma gingen op vakantie, meestal op de brommer uiteraard: een rondje IJsselmeer (met moeders zus Cor van Kesteren en haar man Gerard), maar ook een reisje op de Rijn. Voor ons kinderen betekende ‘vakantie’ in die tijd niet veel meer dan een dagje uit, naar Avifauna, of een weekje logeren bij je peetoom/peettante. Ik had mazzel, vond ik, dat mijn peetoom Henk van der Pijl en peettante Anna van der Pijl-van der Post een BMW-garage hadden in Leidschendam. Altijd leuk voor een jochie van mijn leeftijd toen.
Stamcafé van Dirk: Karel Favier in Leiden
Dirks eigen moment was ongetwijfeld de zaterdagmiddag. Dan ging hij op de brommer naar Leiden (vaak met één van ons, meestal met Paul, in mindere mate met mij en soms met Ina of Mieke?) om een visje te eten en/of een halve Hema-worst. Hij parkeerde in mijn herinnering zijn bromfiets in een fietsenzaak aan de overkant (Raamsteeg/Garenmarkt) van zijn ‘stamcafé, waar ‘Kappie’ den Dubbelden (zoon van zijn zus Jans en zwager Gerrit den Dubbelden) werkte.
Hij haalde voor het gezin wekelijks een half krentenbroodje mét spijs. En altijd een gezellig ouwehoer-praatje met bekenden die hij op de markt tegenkwam. Daarna was het kaarten in het café van Karel Favier, op de hoek van de Korevaarstraat/Levendaal, ongeveer op de plek waar nu supermarkt Hoogvliet staat. En daar altijd een gehaktballetje met mosterd, hoewel ik mij niet goed herinner of ik toen al mosterd at; misschien was het wel zonder, of misschien al met mayonaise.

Dirk, op en top vakman. Hier is hij, in de werkplaats van baas Hein Verbij aan de Van Fenemalaan, bezig aan een rad voor een molen, vooral handwerk dus. Foto circa 1968.
Tot aan zijn pensionering in 1972 is Dirk bij Hein Verbij blijven werken. Daarna is hij gaan klussen bij Leferink, die een bedrijf (Ledu) had in cv en woonde en werkte aan de Vissersweg, de huidige woning van Jan Koetsier. Hij had daar best zwaar werk voor een kortademige, zware man. Hij moest vaak gaten hakken/boren in muren om leidingen voor cv aan te kunnen leggen. Het roken en het werk trokken een zware wissel op zijn gezondheid. In het weekeinde van 2 en 3 maart 1974, ruim een jaar na zijn pensionering, wordt hij getroffen door een zwaar hartinfarct.
Na bezoek van dokter Nooter op zondagavond 3 maart laat, brengt zijn zoon Jan hem naar het Elisabeth-ziekenhuis in Leiderdorp waar hij meteen wordt opgenomen. Op woensdagmiddag 6 maart rond 16.00 uur komt er een alarmerend telefoontje dat het niet goed gaat met hem. Als we bij hem aankomen (mijn moeder en ik, gereden door mevrouw Hulstra die woonde in de ‘domineeswoning’ aan het Noordeinde en waar Ina in de huishouding werkte) rond 17.00 uur is hij al overleden. Moeder stemt ermee in dat er sectie op hem wordt verricht om de precieze doodsoorzaak vast te kunnen stellen. Op zaterdag 9 maart is hij op de r.k. begraafplaats te Hoogmade ter aarde besteld, 66 jaar oud.
Zangles van Otte
Niet in de lokale fanfare, maar Jan Straathof (geboren 1935) was 8, 9 jaar toen hij toetrad tot het jongenskoor van de kerk. Het was niet ongebruikelijk dat jongens in Hoogmade dat deden; de ene werd misdienaar, de ander koorknaap. Dat jongenskoor stond toen (Jan is nog in de oorlog – 1943/1944 – gaan zingen) onder leiding van Freek Otte: ,,Geen onaardige man, maar wel iemand die weinig tegenspraak duldde.” Er werd geoefend bij Freek thuis, de bekende woning aan de Kerkstraat, waar Freek en diens vrouw op latere leeftijd nog verf verkochten, nadat hij zijn werkplaats iets verder aan de Kerkstraat had verkocht/overgedaan aan Paul van der Wereld.

De Heerlijkheid Hoogmade, circa 1935. Achterste rij: Michiel van Goozen, Frans Witteman, Th. J. (Dorus) van Goozen en Niek van der Pouw Kraan. Tweede rij: Piet Zoetemelk, Piet Borst, een onbekende, Cor Borst, Theo Pouw, Niek van der Pouw Kraan en een onbekende. Derde rij (zittend): Dirk Straathof, Freek Otte, dirigent Van der Berg, Jan van Goozen en Jan van der Ploeg. Op de voorgrond Cees Colijn.
Jan zat in het jongenskoor met onder anderen Jan Jansen, Ries van der Meer en Wim van Schagen. Freeks vrouw Annie van der Voorn (zus van bakker George) zat altijd in de hoek tijdens de repetities, terwijl Freek op de piano het zingen begeleidde: Gregoriaanse liederen, in latere jaren werd in de kerk meerstemmig gezongen met de mannen. Jan stopte met zingen toen hij het druk kreeg met zijn baan, 13/14 jaar oud. Jan schat dat het knapenkoor ergens eind jaren zestig wegens gebrek aan belangstelling is opgeheven, en er vervolgens in diezelfde periode vrouwen toetraden.
Bij het 25-jarig huwelijksfeest van zijn ouders in 1958, zingen Jan en Siena te hunne ere het Ave Maria. Hun moeder wilde dat graag. Sindsdien was Jan weer aan het kerkkoor verbonden tot hij en zijn vrouw Ineke gingen wonen in een bejaardenwoning aan de Rembrandt van Rijnsingel in Roelofarendsveen (begin 2019).
Touwfabriek
Jan weet niet hoe lang zijn vader bij de touwfabriek – volgens mij vertelde Dirk mij ooit dat hij dat 13 jaar heeft gedaan – heeft gewerkt (Dirk ging dagelijks op en neer per fiets naar Leiderdorp). De reden dat hij Gijs Verbij verliet was mogelijk niet alleen een financiële, misschien wel helemaal niet. Dirk kreeg in de loop der jaren last van hoogtevrees. Jan herinnert een verhaal van zijn pa dat hij ooit eens boven op ‘de as van een molen’ met een grote vuisthamer missloeg, waarvan hij flink schrok en bijna zijn evenwicht verloor. Sedertdien was hij huiverig geworden voor dat soort ‘hoge’ klussen, en nam mogelijk om die reden ontslag. Toen Hein hem terughaalde (in 1958) zijn er wellicht afspraken gemaakt met Dirk over het soort werk dat hij mocht/kon doen. In ieder geval ging hij meer verdienen.
In 1948 verhuist het gezin naar de fonkelnieuwe twee-onder-een-kapwoning aan het Noordeinde. De woning in de Ark werd daarna bewoond door de familie Wolvers. Het gasdepot gaat mee. Hoewel er een grote tuin bij dat huis was, werd dat nooit een moestuin. Wel had Dirk – al eerder – een flink stuk land op de Piest, samen met zijn broer Jan. Maar vanaf wanneer dat gebeurde, is onbekend.
Bijverdienen en huisvlijt
Dirk verdiende altijd wel wat bij op de een of andere manier, zoals zoveel bouwvakkers toen, aldus Jan. Maar Dirk was wel een beetje een ‘softie’ als er afgerekend moest worden. Hij dorst vrijwel nooit te vragen waar hij recht op had. Ik (Henk van der Post) herinner mij nog dat pa schommelstoelen en miniatuur windmolens (in de jaren zeventig) maakte en voor een schommelstoel 90 of 100 gulden rekende, incluis materialen. Zelfs ik vond dat als jongen van 14 al weinig gezien de enorme hoeveelheid tijd en werk die er in zat. Dirk liet zich te vaak met en kluitje in het riet sturen. Zijn vaste gezegde was in geval mensen hem zonder (adequate) betaling bedankte, dat ,,zijn zolder al vol lag met dank.”

Dirk was altijd wel te porren voor een spelletje biljarten. Hij had thuis een ’tafel’-biljartt dat hij ooit kocht van Spijker de olieboer.
Dirk was een enthousiaste biljarter. Dat heeft hij, aldus Jan, geleerd in het café toen hij daar als jongeman al kelnerde. Hij had thuis trouwens een tafelbiljart (Noordeinde 18) dat hij had overgenomen van petroleumboer Spijker. Dat stond – als het niet werd gebruikt – achter het Heilig Hartbeeld in de voorkamer, waarschijnlijk vanwege de warmere temperatuur. In de zomer stond het biljart in het halletje bij de voordeur. Het kwam ook nog mee naar ons huis toen hij trouwde met moe. Maar het verdween al snel ergens in de kelder.
Het hele gezin van Dirk en Lien was van de huisvlijt. Een nieuwe fiets van Jeanne werd gekocht van de zegeltjes. Alle kinderen waren al vroeg betrokken bij ’thuiswerk’, dat mede te danken was aan Jeanne die als meisje werkte bij de Leidse Textielcentrale. Voor dat bedrijf werden er thuis stalen van stoffen in boeken geplakt. Jaren achtereen. Toen Dirk hertrouwde met ons moeder Gré van der Post-Wesselman hebben wij dat ook nog een paar jaar gedaan. Het leverde in 1968 een gulden per boek op. Het kostte weken (elke dag plakken; stomvervelend werk waarvan je vanwege de stofdeeltjes vaak moest niezen) voordat die klus (200 boeken) gereed was. De opbrengst werd door ons moeder verdeeld, althans er werd wat geld op het spaarbankboekje van de kinderen bij de Boerenleenbank gezet.

Dirk met twee dochters van zijn broer Niek, van wie hij de peetoom was. Een bijzonder mooie foto, want Dirk hield er niet van als hij op de kiek werd gezet. Meestal wendde hij zich een beetje af – als dat kon – aldus dochter Jeanne in 2020.
Voordat Jeanne als interieurverzorgster aan de slag ging bij de directeur van de Textielcentrale, werkte zij (circa 1955) bij Sanders op de hoek van het Levendaal. Daar werd zeep en shampoo gefabriceerd maar ook kauwgum dat in zakjes moest worden gedaan. Voor dat bedrijf werden bij de familie Straathof flessen ontdaan van etiketten en weer voorzien van nieuwe. Het toezicht was streng, herinnert Jeanne zich anno 2020: ,,Als er scheef was geplakt, kwam de hele doos terug.” Met de opbrengst van die thuiskarweitjes heeft Jeanne haar trouwjurk betaald. Haar loon van haar reguliere baan werd – met uitzondering van 2,50 gulden zakgeld per week – altijd afgedragen aan haar ouders. Later mochten de kinderen meer ‘houden’, maar moesten sparen voor de Zilvervloot’, een indertijd zeer gunstige, door de overheid gestimuleerde spaarregeling die 10 procent bonus opleverde.
Jarenlang hebben Siena en Jeanne, naast hun vaste werk, bijgeklust op de lagere school in Hoogmade. Jeanne herinnert zich dat zij komende van haar werk in Leiden door haar oudere zus Siena bij de bushalte werd opgehaald om schoon te gaan maken (ramen zemen, stofzuigen, e.d.) en om de kachels gereed te maken voor de nacht (die brandden de hele nacht zodat scholieren in warme lokalen les kregen). Dat karwei was daar pa Dirk aangenomen, maar de inkomsten daaruit werden om belastingredenen op naam van zijn vrouw Lien gezet. Jeanne is gestopt nadat Siena trouwde. Dirk heeft het toen nog een tijdje alleen gedaan.
Jan Straathof junior (1935)
Jan heeft heel lang last gehad van zijn gal (blaas). Hij zat als kind altijd onder de bulten over zijn hele lijf; had veel jeuk. Vlak voor zijn trouwen is hij geopereerd en is kennelijk – het is hem niet verteld – is toen zijn galblaas weggehaald. Jan zag vanwege die slecht werkende galblaas er altijd wat gelig uit.
Als 13-jarige – hij is een keer blijven zitten – gaat hij aan het werk bij ‘Vrijhoek’, apotheek aan de Haarlemmerstraat t.o. de Hooglandse Kerk, als magazijnbediende en boodschappenjongen. Dat betekende op de fiets door de hele stad bezorgen. Daarna heeft hij een baan als magazijnwerker bij Beuk koekenbakker in Leimuiden.
Vanaf zijn trouwen in 1963 werkte hij bij Verhulst in de Breestraat, ook veel bezorging. Hij heeft daar zijn rijbewijs gehaald. Hij kreeg vervolgens de beschikking over een kleine bestel-auto die hij later ook ‘mee mocht nemen’ naar huis.
Zijn vrouw Ineke de Haas werkte in die tijd bij het Kleuterhuis, een babywinkel aan de Haarlemmerstraat 3,5 en 7. Nadat Verhulst werd overgenomen door Van Uffelen, koos Jan voor een baan bij het Kleuterhuis, wat later Prenatal is gaan heten. Zijn laatste baan tot aan zijn pensionering was bij J.P. Jansen, een kledingbedrijf in Alphen aan den Rijn, waar hij eerst in het magazijn stond en later chauffeur werd.
Vanaf hun trouwen woonden Jan en Ineke in H. op adres Europaplantsoen 49. De huur bedroeg in 1963 precies 17,25 gulden per week inclusief huur geiser en onderhoud van de voortuin. Jan had in Hoogmade een van de eerste woningen met cv op aardgas, dat hij zelf had aan laten leggen. Jan schat dat dat gebeurde in 1970 was, vlak voor de geboorte van hun dochter Virginie.
Broers en zussen van Dirk Straathof

Van links naar rechts Marie, Jan, Jans en Sjaan. Niek ontbreekt. Dirk, de jongste van de zes, is reeds overleden op 66-jarige leeftijd. Al zijn broers en zussen zijn ‘dik’ 90 jaar oud geworden. Foto circa 1988.
Sjaan en Dirk zijn in Hoogmade geboren. De oudere kinderen in Stompwijk en Zoeterwoude. Kennelijk vestigt Dirks vader Jan (zelf geboren in Alkemade) zich in of rond 1902 in Hoogmade. Dirks moeder kwam uit Zoeterwoude.
1. Maria Johanna Adriana Straathof (tante Marie), geboren 4 maart 1898 in Zoeterwoude; beroep
naaister en werkster te Zoeterwoude; overleden 9 december 1997 (bijna100 jaar oud) in Hoogmade
Huwelijk: Casper (Cas) Petrus Hoogenboom (1898-1953) op 14 september 1922 (Woubrugge)
Getuigen: 1. Hendrikus Johannes Hoogenboom, 33 jaar, gemeenteveldwachter, Woubrugge/Hoogmade; 2. Hendrik Schijf, 52 jaar, brugwachter, Woubrugge. Kerkelijke inzegening te Hoogmade op 27 december 1922.
Cas Hoogenboom was baggerman. Met schip bagger trekken op de Wijde Aa om vervolgens ‘dari’ te lossen bij boeren (meestal om te vermengen met mest dat op het land werd uitgestrooid).
Hun kinderen:
Hendrik Johannes (Henk) Hoogenboom;
Johannes Gerardus (Jan) Hoogenboom;
Maria Theresia (Rie) Hoogenboom;
Adriana Maria (Sjaan) Hoogenboom
Cornelia Maria Gerarda (Corrie) Hoogenboom;
Johanna Margaretha Hoogenboom;
Anna Maria (Ans) Hoogenboom;
Gerardus Martinus (Gerard) Hoogenboom
Jozef Theodorus (Joop) Hoogenboom;
Nicolaas Johannes (Nico) Hoogenboom;
Dood geboren kind (naamloos) op 4 november 1896.
2. Johanna Catharina Straathof (tante Jans), geboren 4 augustus 1899 in Stompwijk, overleden op 10 augustus 1992 in Hoogmade.
Huwelijk op 14 oktober 1920 te Woubrugge met Gerardus Johannes den Dubbelden (1883-1957). Getuigen: 1. Hendrik Schijf, 51 jaar, brugwachter, Woubrugge en 2. Willem Hoogenboom, 67 jaar, gemeentewerkman, Woubrugge.
Gerrit den Dubbelden was( nood)slachter. Volgen Jan was er vroeger (jaren vijftig) op maandag altijd varkensslacht. Later slachtte Gerrit samen met zijn zoon Siem.
- Hun kinderen:
- Cornelia (Cor) Adriana den Dubbelden (1922-2019), getrouwd met Theodorus (Dirk van der Laan (1919-1985);
- Johannes (Jan) Simon den Dubbelden (1924-2011) getrouwd met Hendrika (Rika) Wilhelmina Lek (1925-circa 1999);
- Adriana (Sjaan) Maria den Dubbelden (1925-1976), getrouwd met Leen Elstgeesr (1923-???);
- Anna (An) Constantine Elisabeth den Dubbelden (1927-circa 2003), gehuwd met Jacobus (Joop) de Groot (1927-2010);
- Maria (Rie) Margaretha den Dubbelden (1929-circa 2003), gehuwd met Henk van der Ploeg;
- Simon (Siem) Nicolaas Gerardus den Dubbelden (1930-1997), gehuwd met Helena (Lena) Theresia van der Pouw Kraan (1931-2019);
- Nicolaas (Kappie) Adrianus den Dubbelden (1931-1989);
- Gerardus (Grard) Jacobus den Dubbelden (1933-2000), gehuwd met Agnes C. (Achie) van der Ploeg;
- Clemens Bernardus den Dubbelden (1934-2020), gehuwd met Leny van Gerven;
- Theodorus (Theo) den Dubbelden (1934-1995) getrouwd met Agatha W.M. Van der Ploeg;
- Wilhelmus (Wim) Maria den Dubbelden (1936-), gehuwd met Hennie A.A. Onderwater;
- Theresia (Trees) Cornelia Maria den Dubbelden (1938-circa 1993), gehuwd met Johannes Gerardus van der Ploeg.
3. Nicolaas Johannes Straathof (ome Niek), geboren op18 september 1900 in Stompwijk, overleden op 26 februari 1991.
Huwelijk met Margaretha Johanna Pijnacker (1905-1996).
Ome Niek Straathof heeft volgens Jan Straathof in zijn leven van alles gedaan: olieboer, venten in Zoeterwoude-dorp; in Wassenaar vleesvervoerder; lotto gewonnen; bevers gehouden.
Hun kinderen:
- Nicolaas Petrus Jacobus Straathof, gehuwd met Wilhelmina Columba van Es, 2 kinderen;
- Johannes Gerardus Willibrordus Straathof, gehuwd met Adriana van Leeuwen, 1 kind;
- Adriana Margaretha Straathof, gehuwd met Cornelis de Jong;
- Margaretha Barbara Johanna Straathof, gehuwd met Cornelis Deckers;
- Maria Johanna Theresia Straathof, gehuwd met Nicolaas Lieverse;
- Gerardus Wilhelmus Johannes Straathof, gehuwd met Maria van der Goes, 2 kinderen;
- Petrus Gijsbertus Jozef Straathof, gehuwd met Dineke Dobbe, 2 kinderen;
- Jozef Theodorus Straathof, gehuwd met Maria Boers, 2 kinderen;
- Johanna Adriana Maria Straathof, gehuwd met J. Henneken.
4. Johannes Nicolaas Straathof (ome Jan), geboren 26 oktober 1901 te Stompwijk, overleden op 25 juli 1996 in Woubrugge.
Ome Jan is altijd sloper geweest bij Van der Pouw Kraan; had veel werk, zeker na de oorlog; klussen werden ‘verkocht’ aan personeel dat daardoor hard werkte, en waar(aan) ome Jan goed heeft verdiend. Hij verliet als laatste de ouderlijke woning aan de Kerkstraat (waarschijnlijk vlak na de dood van zijn moeder in 1952. Ome Jan betrekt daarna een huisje op terrein van zijn baas Van der Pouw Kraan. Nadat zijn zus Sjaan haar woning aan de Van Klaverweijdenweg 4 heeft verlaten zodat haar dochter Sjaan (gehuwd met Huug Zwetsloot) er kunnen komen, trekt zij in bij Jan.
5. Johanna Adriana Straathof (tante Sjaan), geboren 31 maart 1903, overleden ???
Eerste huwelijk op 12 februari 1925 met Petrus (Piet) Leonardus Zwetsloot: (geboren 1888-1951). Voor hun trouwen laat Piet Zwetsloot een nieuw huis bouwen aan de Van Klaverweijdenweg 4 (t.o. Van Schie, pand is in 2019 gesloopt t.b.v. nieuwbouw). Tante Sjaan trouwt opnieuw met een slager uit Alphen aan den Rijn, van wie zij korte tijd later scheidt.
6. Catharina Maria Straathof, geboren op 22 december 1905 in Woubrugge, overleden op 4 januari 1906 in Woubrugge.
7. Theodorus Straathof (Dirk) van 1907, de jongste van het gezin) trouwt in 1933 met Engelina van Ruiten.
- 1. Anoniem, dood geboren kind op 13 april 1934 te Leiden;
-
2. Johannes (Jan), geboren 25 augustus 1935′ getrouwd met Clasina (Ineke) Maria de Haas, geboren 11 november 1936, 4 kinderen:
- 1. Adriana (Imelda) Josepha Maria, geboren 1 februari 1965, getrouwd met Carlo van der Meer, geboren 15 april 1965, 2 kinderen: 1. Mattheus (Thijs), Petrus, geboren 17 februari 2003 en 2. Theresia (Tessa) Virginie, geboren 17 februari 2003;
- 2. Catharina (Angela) Josepha Maria, geboren 7 maart 1966, getrouwd met Adrianus (André), Petrus van Dam, geboren 7 maart 1964, 2 kinderen: 1. Suzanne Louise, geboren 27 februari 1997, en 2. Marjolein Chantal, geboren 8 september 2000;
- 3. Gesiena (Virginie) Joseph Maria, geboren 4 oktober 1970, gehuwd met Johannes (Richard) Maria Kruijssen, geboren 6 februari 1969, 2 kinderen: 1. Merel, geboren 16 oktober 1997 en 2. Frank, geboren 17 juli 1999;
- 4. Patricius (Patrick) Wilhelmus Maria Josephus, geboren 15 maart 1972, getrouwd met Bianca Cora Santing, geboren 1 maart 1972, 2 kinderen: 1. Tim, geboren 25 oktober 1999 en 2. Isabelle, geboren 23 mei 2002.
- 3. Gezina (Siena, 1937), drie huwelijken: 1. Cor van Kampen (drie kinderen), 2. Piet van der Pouw Kraan, 3. Kees Metaal; info volgt
- 4. Jeanne (Jeanne) Adriana Johanna (geboren 13 november 1940), getrouwd met Jacobus (Koos) Wilhelmus Bennis (geboren 12 mei 1938, overleden 23 april 2015), twee kinderen: 1. Engelina (Linda) Mathilda Maria (geboren 23 december 1965), getrouwd op 26 april 1991 met Michell Tom van Dam (geboren 16 november 1967), 2 (klein)kinderen Romy (geboren 11 november 1992 en Glenn, geboren 24 juni 1965, en 2. Jacobus (Jacco) Adrianus (geboren 19 september 1968), getrouwd op 19 mei 1995 met Annemarie (Paulla) Rijnsburger (geboren 16 april 1970), 2 (klein)kinderen: 1. Nicole (Nicole) Xanthe, geboren 13 april 1996) en 2. Rolan (Rolan) Xander, geboren op 28 juni 1998;
- 5. Petronella Maria (1942, overleden in ziekenhuis in Leiden, nog geen dag oud),
- 6. Engelina (jaartal???, bij geboorte overleden?),
- 7. Petronella Hyacintha Maria (Elly 7 januari 1951), getrouwd met Henk van Schie (geboren 8 november 1945, overleden 23 juni 1983) op 2 april 1970),2 kinderen: 1. Engelina Sophia Maria (Ilse), geboren 8 november 1971, getrouwd op 22 september 1994 met Nico Heemskerk (geboren 27 mei 1967, waaruit geboren 3 kinderen: Moniek Engelina Maria (24 oktober 1996), Ronnie Hendrikus (15 februari 1999) en Sanne Petronella (9 september 2001); 2. Marcel Albertus Theodorus (5 september 1974), samenwonend met Linda Kamerman (19 juli 1969). Tweede huwelijk met Ger Zwart (geboren 15 oktober 1945) op 12 december 1997;
- 8. Engelina (Ina) Margaretha Maria (29 juni 1955), getrouwd op 24 januari 1974 met Wilhelmus (Wim) Theodorus Maria Kraan, geboren 25 oktober 1946; 1 kind: Jeroen (Jeroen) Theodorus Wilhelmus Maria (geboren 20 april 1978), getrouwd met Esther de Vreede (geboren 26 oktober 1982).
Dit artikel over de stamboom van de Hoogmadese familie Straathof is gebaseerd op (stamboom-) onderzoek van Paul van der Post; gesprekken met Jan Straathof (1935) en Jeanne Straathof (1940), kinderen van Dirk Straathof en Lien van Ruiten; alsmede informatie van de familie Van der Post (Henk/1956 en Paul/1959), en lokaal historicus Hans van der Wereld. Dit artikel is geschreven door Henk van der Post. Met dank voor foto’s aan Jan en Jeanne en Patrick Straathof, Wikipedia, Google, Frans Witteman, Leids Archief. Leiden 2020/2021.
In januari 2024 zijn geschiedkundige gegevens over de familie Straathof toegevoegd door Wilfred Nieuwenburg wiens moeder ook een Straathof (Leidse tak?) was. Hij onderzocht lokale bronnen in/uit Duitsland die info opleverde over de schrijfwijze van de naam Straathof in de 18de eeuw: onder meer Strothoff, Stroothoff, soms met een umlaut op de eerste lettergreep. Volgens Wilfred stamt de familie niet uit Elster, maar uit Elsten.
Zijn bevindingen:
,,Zoals reeds vermeld op jouw website trouwde op 30 april 1731 Dirck Dirckse in Alkemade met de eveneens uit Duitsland afkomstige Geetruida Stomp. Zij was geboren in Horstmar, Westfalen, een 30 kilometer ten noordwesten van Münster. Over haar is alleen bekend dat haar vader Barend heette (ongeveer in 1685 geboren).
Over deze Geertruida Stomp heb ik inmiddels meer gevonden. Dirck Dirckse Strothof geboortig van Elster (of Elsten?), zoals hij de zijn huwelijksakte wordt genoemd, huwde Geertruijd Barends, ook wel Aalbers genoemd. Zij is geboren in Hoetmaar, Münsterland, nu Hoetmar-Warendorf geheten, circa 15 km ten zuid-oosten van Münster gelegen.
Zij is daar katholiek gedoopt als Anna Geertruij Stumpe op 9 september 1707, dochter van Bernd Albertszoon Stumpe(n) en Anna Vislage (ook Fislage of Fislacke). Geertruij Stumpe werd soms Aelbers genoemd; haar vader Bernd Stumpe werd ook Bernd Albertszoon genoemd; Aelberts werd dan zowel als patroniem en als achternaam gebruikt.
Haar ouders huwden 7 oktober 1699 te Hoetmar en kregen 9 kinderen (7 zonen en 2 dochters) Van Bernd Stumpe vond ik ook de ouders: Albert Stumpe en Enneke (Anna) Saaxbaum. Bernd is ook katholiek gedoopt te Hoetmar, tegelijk met zijn tweelingzus Anna op 25 april 1666 (Paaszondag; er werd toen alleen op zondag gedoopt).
Over Elisabeth van den Bogaert, dochter van Jan van den Bogaert en vrouw van Dirck Dirckzoon Straathof. Jan van den Bogaert heeft er voor gezorgd dat zijn schoonzoon Dirck Dirckzoon Straathof veel landbouwgrond kon verwerven.
Jan van den Bogaert heette oorspronkelijk trouwens Bongers. Hij huwde 21-12-1744 te Alphen aan den Rijn Jannetje Dirkse de Bruijn. Zij stellen hun testament op te Leiden d.d. 7 juni 1755. Jan is dan ‘veenman’, toen wonende aan de Nieuwe Wetering, thans wonende te Leijden.
Voor wat betreft de geografische afkomst van Dirck Dircksz Strothof geboortig te Elster heb ik inmiddels mijn grote twijfels. Elster aan de Elbe ligt wel heel ver weg, alleen als je koopman of zeevarende was, kon je van ver komen.
Maar turfbaggerman? Lange tijd dacht ik dat het wel kon kloppen omdat aan de bovenloop van de Elbe enkele kilometers ten oosten van Praag het dorpje Stratov ligt. Rond 1700 zal Elster heel dun bewoond geweest zijn. Tijdens de Dertigjarige Oorlog werd Elster in 1637 verwoest door Zweedse troepen. De kerk dreigde toen in te storten en de toren was slechts een balkenskelet. De parochie is vele jaren niet bewoond geweest, door de oorlog en pest was Elster bijna verlaten. In 1638 waren er nog maar 6 mannen, 13 vrouwen en één paard in leven van de 58 voorgaande boerderijen.
Nog maar eens naar de originele huwelijksakte gekeken en ontdekte dat Elster ook als Elsten kan worden gelezen. Aangezien zijn vrouw uit het land van Múnster kwam, lijkt mij Elsten (Elsten-Cappeln onder Cloppenburg) veel meer kans maken, godsdienstig behorend tot Munster; daar lag ook de Elstermoor, een moerasgebied wat dus sterk lijkt op de veengronden in Zuid-Holland.
Wat mij sterkt in dit nieuw inzicht is ook het volgende: In het archief van Amsterdam komen de naam Strothof voor, komende uit Ganderkesee bij Bremen; en de geografische spreiding van de achternaam Strothof (met of zonder dubbele ff en met of zonder umlaut) komt alleen voor in het westen van Duitsland (veel uit Bremen en Hamburg). In noord-west Duitsland waren Lutheranen ver in de minderheid. Ook Elsten en omliggende dorpen hadden alleen rooms-katholieke kerken.
Tot slot over Dirck Dirckszn Straathof (13 mei 1736 – 29 september 1819). Hij is de tweede generatie Straathof in Nederland. Zijn vermoedelijke geboorteplek is ergens in de ambachtsheerlijkheid Esselijckerwoude. De doop van Dirck heeft nog niemand gevonden. We weten alleen dat bij zijn dood in 1819 hij ongeveer 80 jaren oud was, dus kan hij niet in 1736, maar zo rond 1739 zijn.
WILFRED NIEUWENBURG
wat leuk dit verhaal ,
de Dirk Straathoff uit Duitsland is ook mijn voorvader.
Kwam toevallig op deze site en vond het verhaal erg leuk om te lezen
Wat een mooi artikel! Ik weet heel weinig over mijn opa en oma. Leuk om er zo meer over te weten te komen!
Hallo ver familielid. Heel leuk om dit te lezen. Mijn voorouders zijn van dezelfde tak van Dirk Straathoff. Ik had jaren terug een hele lijst over de stamboom maar erg ingewikkeld om alles terug te lezen heb het laatst een keer opgeruimd. Maar denk dat ik met mijn zus wel weer eens opnieuw ga zoeken. Mijn opa Straathof kwam ook uit dezelfde streek; familie heeft nog in Lisse gewoond, maar mijn opa vertrok op jonge leeftijd naar Den Bosch. Opa en vader heetten beiden Adrianus (Ad) straathof. Mijn opa had een garagebedrijf in Den Bosch en is helaas vroeg gestorven op 49-jarige leeftijd. Mvg Elly.
Wat super gaaf om te lezen… Mijn opa en oma staan er in, en dus ook mijn vader en zijn broers en zusters. Qua kleinkinderen van mijn opa en oma is hij niet compleet.
Hallo, leuk om te lezen. Ook ik ben zowel via mijn moeder als vader afkomstig uit de Straathoftak. Eigenlijk is half Zuid-Holland verbonden via die naam, lijkt het wel. Helaas heb ik niet veel foto’s van veel voorouders. Ik heb wel (een copie) van het grote stamboek van de Straathoffamilie en zijtakken. Als iemand foto’s wil delen van de familie Van der Burg, Conijn, de Jong, Kroft, Heemskerk, Dijt, Suidgeest, Wesselingh, Verkleij, Koot enzovoort met connectie met Hazerswoude/Zoeterwoude/Koudekerk dan hoor ik het graag.
Ik weet niet wat ik van het recente onderzoek moet vinden, het klinkt logisch maar denk ook dat wat in het grote Straathofboek staat ook niet klakkeloos is opgeschreven.
Mijn oma heette Antonia Petronella Straathof (geb. 6 december 1898) en stamt ‘uiteraard’ ook rechtstreeks af van Dirk Straathof en Geertruij Aalbertse. Mijn vader heeft de stamboom in 1980 ! op papier gezet en kwam als geboorteplaatsen uit op respectievelijk Elster en Horstmar in Duitsland. Hij heeft beide plaatsen daadwerkelijk bezocht en gefotografeerd. Bijzonder om te lezen dat het toch vermoedelijk net iets anders ligt. Een prachtig verhaal over de familie Straathof in ieder geval!