Eerste dovenschool Effatha in 1891 onderdak in Leiden
De eerste christelijke dovenschool annex internaat Effatha was gevestigd in Leiden. In 1891 kocht het bestuur van het doveninstituut het pand Langebrug 87 voor een bedrag van 8000 gulden. Het was een monumentaal pand met tien kamers: voor onderwijs-, verblijf- en slaapruimten voor leerlingen en onderwijzend en verzorgend personeel. Anno 2017 is het pand een appartementengebouw met huren tot 2000 euro per maand.
Het initiatief voor de school kwam van professor L. Lindeboom die zich beijverde voor oprichting van een doveninstituut op christelijke grondslag. Eerder was hij al de stichter van Vereniging tot christelijke verpleging van krankzinnige mensen. Overigens gaf Lindeboom de eerste jaren (tot 1891) les aan dove leerlingen in zijn eigen woning.
Lindeboom organiseerde een Centrale Pastorale Conferentie om zijn pannen kracht bij te zetten en raakte aan de praat met enkele mensen. Een jaar later verwachtte Lindeboom dat de Kerk een initiatief zou nemen. Maar dat gebeurde niet en hij nam de koe bij de horens. Er was snel een commissie van uitvoering gevormd en ds. H. Beuker, ds. J. Vonk en Lindeboom maakten samen een conceptvoorstel voor doel en grondslag van de dovenschool.
Jelly Verwaal schreef in Effatha 100 jaar: ,,Op de voor ons instituut zo belangrijke datum 17 oktober 1888 zijn er 40 mannenbroeders bijeen te Utrecht en wordt de nieuwe vereniging geboren die (naar Marcus 7: 34) de naam ‘Effatha’ krijgt. Als grondslag kiest men: ,,De Heilige Schrift naar de opvatting der Gereformeerde Belijdenisschriften.”
Geen leerlingen, geen gebouw
Maar hoe nu te beginnen? Er waren nog geen dove kinderen, er was geen schoolgebouw, geen onderwijzer en geen geld!
Voorzitter Beuker van de nieuwe vereniging reist op een dag met een tram van Zwolle naar Dedemsvaart en ontmoette daar een schoolhoofd, die L.C. Oranje heette. Oranje toonde veel interesse en hij werd met algemene stemmen gekozen tot directeur van Effatha. Omdat er nog geen faciliteiten voorhanden waren, nam Oranje de gelegenheid te baat om diverse doveninstituten te bezoeken. Het bestuur van Effatha zat niet stil en zocht naar een gebouw. Men zocht het in Enkhuizen, Harderwijk en tenslotte Leiden. Het werd het herenhuis met tien kamers aan de Langebrug 87 in Leiden.
Op 6 augustus 1891 ving het onderwijs eindelijk aan, er zit geen Leidenaar tussen. De namen van vier allereerste jongens en meisje waren:
Teunis de Ruiter, geboren te Scheveningen op 1 januari 1885;
Gerrit de Buck, geboren te Goes op 25 juli 1883;
Cornelis H. Ketting, geboren te Den Haag op 27 februari 1885;
Johanna G. Bilderbeek, geboren te Warnsveld op 10 maart 1885.
De heer L.C. Oranje had een dubbele functie: directeur en pleegvader en zijn vrouw hielp hem als pleegmoeder. In 1893 kwam er een tweede onderwijzer bij. Een jaar later begon men met het lesgeven aan de oudste leerlingen aan de hand van bijbelse platen. In 1899 groeide het aantal leerlingen tot twintig, zodat men naar een ander gebouw moest omzien. Het werd een voormalig weeshuis aan de Wolwevershaven te Dordrecht, overigens voor korte tijd.
‘Henegouwen’
In 1901 of 1902 schonk mejuffrouw Th.C.W. Pijzel haar huis ‘Henegouwen’ aan Effatha, inmiddels gegroeid tot 30 leerlingen. Tussen 1902 en 1926 was de school dus gevestigd in het huis ‘Henegouwen’ aan de Gravenstraat, hoek Wijnstraat te Dordrecht. Dit oude huis was ooit bewoond door de graven van Henegouwen. Effatha groeide hier van 30 naar 70 leerlingen.
In 1926 kocht Effatha een groot terrein in Voorburg voor ruim 100.000 gulden. De 97 leerlingen, 10 leraren, de huisvader en -moeder en 8 dienstboden verhuisden naar het nieuwe onderkomen. Er kwam een aula die dienstdeed als toneel en kerk.
Effatha ontving te weinig geld van de overheid. Daarom werd de stichting ‘Vrienden van Effatha’ opgericht voor het werven van fondsen. Tegenwoordig geeft deze stichting geld aan goede doelen, zoals dovenscholen in ontwikkelingslanden.
Snelle groei
In 1949 had Effatha 192 leerlingen. Het complex in Voorburg werd flink uitgebreid. Tien jaar later was het aantal leerlingen gegroeid tot 351. Er kwamen op het terrein een meisjesinternaat en een jongensinternaat. In de jaren zeventig moest Effatha ook stacaravans en houten gebouwen op het terrein zetten om de groe toestroom van nieuwe leerlingen te kunnen opvangen.
In 1979 kocht het instituut een stuk grond met een boerderij in Zoetermeer voor de bouw van nieuwe scholen en een internaat.. Twee jaar later verhuisde de middelbare school naar Zoetermeer. In 1988 werd er een grote renovatie op de gebouwen in Voorburg uitgevoerd. Er kwam een nieuwe school voor kleine kinderen en gehandicapte kinderen. In de jaren negentig werd er ook mavo-onderwijs geboden, vanaf 1999 havo. Vervolgens ging Effatha samen werken met het Stedelijk College Zoetermeer, onder meer voor VMBO.
Het internaat in Zoetermeer werd omgebouwd tot een kantoor. De oude internaten in Voorburg stonden inmiddels al geruime tijd leeg. De interne leerlingen werden in woningen te Zoetermeer ondergebracht. Daarom besloot Effatha tot het afstoten van het terrein in Voorburg. In 2002 fuseerde Effatha, Signis, Weerklank en Guyot tot de ‘Koninklijke Effatha Guyot Groep’.
In 2009 kwam er een fusie met de Viataal groep tot stand. Daardoor werd de naam van de groep tijdelijk veranderd in de ‘KegViataalGroep’. Per 2010 zijn de drie organisaties: Koninklijke Effatha Guyot Groep, Viataal en Sint Marie opgegaan in een nieuwe organisatie genaamd Koninklijke Kentalis.
Lijfstraffen
Wie zich niet aan de regels hield werd streng gestraft. Er werd soms hard geslagen. Leidse bezoekers van de school in de jaren twintig, dertig (in Voorburg) getuigen van onplooibare, christelijke strengheid. Zoals Jannie Verbiest-van Wijk die al als 3-jarige (!) op de school terecht kwam. Als ze niet snel genoeg haar warme prak op at, werd de kouwe pap er gewoon overheen geschept. Haar hele leven verklaarde zij ‘dat als ze het opnieuw mocht doen, ze nooit meer naar school (= Effatha) zou gaan’. Aan de andere kant leerden – toen nog doofstom genoemde kinderen – wel communiceren met geluiden (keelklanken) en gebaren. Het maakte de communicatie met bv. ouders wel een stuk makkelijker. Jannie kwam nota bene uit een gezin met vijf ‘doofstomme’ kinderen (van de tien). Haare ouders hebben krom gelegen – moestenm zelfs vee verkopen – om de opleiding van hun kinderen te kunnen betalen. De rijksoverheid droeg niet of nauwelijks bij. Het waren vooral christelijke instituten die vanaf het midden van de 19de eeuw de zorg voor minder bedeelden op zich namen.
Effatha heeft begin 2000 publiekelijk excuses aangeboden voor het geven van lijfstraffen. Die kregen leerlingen voor het ‘stiekem gebruik maken van gebarentaal, hetgeen verboden was.
Effatha (betekenis)
In Marcus 7 wordt gesproken over de genezing van een doofstomme. Jezus spreekt het woord ‘Effatha’ uit, hetgeen ‘Word geopend!’ betekent. Het staat erbij in de tekst. Dat slaat natuurlijk in eerste instantie op die dichtzittende, dove oren van die man en op die vastzittende tong. Onmiddellijk daarna lezen we: ‘En zijn oren werden geopend en terstond werd de band van zijn tong los en hij sprak goed’
Professor Lindeboom
Christelijk gereformeerd predikant (Zwollerkerspel 21 januari 1845 – Kampen 4 januari 1933).
Getuigen was heel zijn leven. Zonder wervende traktaten ging Lindeboom niet op pad; onderweg deelde hij ze zonder enige schroom aan medereizigers uit. Ook in Den Bosch, waar hij in 1866 als predikant werd bevestigd, en in Zaandam, waarnaar hij in 1873 werd beroepen, schuwde Lindeboom de schuilkelder. Het roomse Brabantse land schilderde hij als een geestelijke woestenij die hoog nodig met het verkwikkende water van het calvinisme moest worden bevloeid. In Zaandam, waar Lindeboom als afgescheiden predikant evenzeer in een overweldigend andersgezinde omgeving werkte, scheurde hij door socialisten verspreide pamfletten publiekelijk in stukken. Scherpslijpers zijn niet zelden organisatorische brokkenmakers, te stellig om met vrucht te kunnen samenwerken. Op deze regel vormde Lindeboom een uitzondering.
Zowel in Den Bosch als Zaandam liet hij een florerend kerkelijk verenigingsleven achter. Ook de Vereeniging voor de Christelijke Verzorging van Krankzinnigen, die hij in 1884 oprichtte en bijna een halve eeuw voorzat, bracht Lindeboom tot bloei. Zijn grote kracht was dat hij zijn geloofszekerheid paarde aan een ontwapende eenvoud, een ‘bijna-naïeve oprechtheid’. In 1873, na zeven vruchtbare jaren, vertrok hij naar Zaandam waar modernisme en socialisme een stevige voet aan de grond hadden. Met dezelfde inzet als in Den Bosch toog Lindeboom aan het werk, organiserend en evangeliserend. Ook betrad hij het politieke toneel. Uit onvrede met Kuypers ARP, die volgens Lindeboom de kerk onvoldoende in het middelpunt plaatste, richtte hij in 1881 met enkele geestverwanten de Christelijk-historische kiezersbond ‘Marnix’ op. De bond kon echter geen potten breken en zou in 1888 worden opgeheven. Toen had Lindeboom het predikantschap inmiddels verruild voor een docentschap aan de Kamper Theologische School, in de nieuwtestamentische vakken, inclusief Grieks en Latijn. Ook in Kampen verloochende de activist Lindeboom zich niet. Hij gaf college alsof hij evangeliseerde, wat kritiek opriep bij collega’s die zijn onderwijs wetenschappelijk benedenmaats vonden.
Dat Lindeboom meer een man van de praktijk was, bleek eens te meer uit zijn inzet voor de Vereeniging voor de Christelijke Verzorging van Krankzinnigen die hij in 1884, een jaar na zijn benoeming in Kampen, oprichtte. Een voetreis naar Duitsland, twee decennia eerder, had Lindeboom naar een krankzinnigengesticht in Wezel gevoerd. ,,Bijzonder groote indruk maakte dat op mij”,, herinnerde hij zich naderhand, ,,en ik dacht: waarom hebben wij dat niet?’’
Behalve door evangelische barmhartigheid werd zijn vraag ook ingegeven door de overtuiging dat de christelijke levensbeschouwing de gangbare psychiatrie zou kunnen aanvullen en verdiepen. Gezondheidszorg en geloofsleven waren volgens Lindeboom onlosmakelijk verbonden. In 1886, twee jaar na de oprichting van de vereniging, opende het Ermelose gesticht ‘Veldwijk’ de deuren, gevolgd door tehuizen in Loosduinen, Zuidlaren, Wolfheze en Bennebroek.
In 1907 stond Lindeboom aan de basis van de stichting van een medische leerstoel aan de Vrije Universiteit. Ook was hij nauw betrokken bij de oprichting van de psychiatrisch-neurologische Valeriuskliniek, drie jaar later.
Lucas Lindeboom overleed op 4 januari 1933 op de leeftijd van bijna 88 jaar..
Eerste crèche?
Het uit circa 1650 stammende monument is thans opgedeeld in , vooral, 4-kamerappartementen met een huur van tegen de 2000 euro per maand voor circa 95 vierkante meter woonruimte. Tegelijk met Effatha was in hetzelfde gebouw (van 1886-1899) ook de Vereeniging tot Verzorging van Kleine Kinderen (0-6 jaar) gevestigd. Die vereniging stelde zich ten doel het verzorgen en voeden van kleine kinderen ”wier ouders verplicht zijn ter voorziening in het onderhoud den geheele dag buitenshuis werkzaam te zijn’. De activiteit was: ,,In de voor deze zorg bestemde bewaarplaats (crèche) worden opgenomen kinderen boven de zes weken en niet ouder dan drie jaar, door dames wordt een geregeld toezicht op de chrèche gehouden’.
Bronnen: Archief Nederlandse Christelijke Bond van Doven 2016; Peter Bak, voor Protestant.nl, met dank aan Gert van Klinken, NRC en Wikipedia.
Beste, de datum die word aangegeven bij de foto is niet juist. Er word aangegeven dat de foto omstreeks 1934 moet zijn geschoten maar mijn vader staat op deze foto. Hij is het donkere molukse jongetje, links op de voorgrond met hoog opgetrokken kousen en horizontaal gestreept shirt.
Hij kwam pas in 1951 in Nederland…..
Ik heb de originele foto hier thuis liggen.
Mvg Djin Labage
Mijn moeder heeft hier vanaf haar 5e gezeten. In 1958 tot haar 15e.
Ze heeft er nog trauma’s van,zo slecht heeft ze het daar gehad