Aad, tabee! De stad is minder mooi geworden

Er is een groot Leidenaar dood gegaan. Na de zoveelste attack – ik weet niet meer hoeveel het er waren – heeft Aad van der Luit (71) de stad voorgoed verlaten. Hij stierf in het ziekenhuis, nadat begin deze week op het Gangetje zijn hart het opnieuw liet afweten en hij per ambulance moest worden afgevoerd. Het was een hele zware opdonder, want hij werd sindsdien in een coma gehouden.

Wat was hij populair, waarschijnlijk de enige Leidenaar die door alle stadsbewoners wordt gekend. En iedereen zal hem wel vriend noemen, maar hij had maar een paar echte, net als de meeste andere mensen. Als je hem tegen kwam, hoefde je nooit iets te zeggen, want als Aad je al in de verte zag naderen, begon hij al te lullen. En je moest vaak veel moeite doen om weer van hem af te komen; mijn hemel wat een spraakwaterval was dat. Ik heb hem weleen een kakelkip genoemd (recht in z’n gezicht hoor).

Aad met zijn krantje (Archieffoto Hielco Kuipers/website Leidsch Dagblad).

Hij was ooit een groot sportman, hoewel ik hem ken van de periode (ik ontmoette hem midden jaren tachtig voor het eerst bij een afzakkertje na de Leidato) dat dat niet meer aan hem te zien was. Hij had nog wel kracht en techniek, want en aantal jaren achtereen luisterde hij de Leidato op – was een van de attracties – met zijn pogingen nog meer stenen door te slaan.

Voor veel Leidenaars was hij de man die rond banjerde bij de sociale dienst om de soms opgefokte bezoekers in toom te houden, en weer later als ambtenaar bij de sportafdeling van de gemeente. En natuurlijk bekend van vele activiteiten, waarvan het initiatief voor de Lakenfeesten niet bepaald zijn geringste prestatie was. En natuurlijk bekend vanwege zijn columns die later in boekjes zijn verzameld. Hij kon trouwens beter schrijven dan zijn eigen teksten voordragen op de lokale televisie. Dat deed hij gewoon slecht, alsof hij beneveld was. En natuurlijk beroemd omdat hij bijna elke dag op het terras van Vooraf en Toe (Botermarkt) zat en daar als zijne koninklijke hoogheid het publiek groette. Je werd er, als je naast hem zat, soms moe van al die bekenden van hem die voorbij trokken.

Wat een sterk sociaal beest was hij eigenlijk. En – ik kan geen andere conclusie trekken – hij hield van bijna alle mensen. Er zijn er veel individuele Leidenaars  – buiten alle instituten en organisaties waaraan hij verbonden was – die heel veel aan Aad te danken hebben.

Aad was een heerlijke eigenwijs met wie eigenlijk moeilijk viel samen te werken. Een man die je maar het beste zijn eigen gang kon laten gaan, en er vertrouwen in moest hebben dat het goed zou komen. Want het kwam ook altijd goed, want Aad had ook een geweldig improvisatievermogen, natuurlijk doordat hij bijna iedereen kende.

En Aad was een absolute genieter, bezoeker ook van de beste restaurants van Leiden. En hij had zeker ook aanleg voor mateloosheid. Van die ‘afdeling’ ken ik hem eigenlijk het beste; een avondje stappen, een rondje stad, een lekker etentje buiten de deur (of gewoon een sateetje) of eten bij hem en zijn vrouw thuis. Gastvrij en onderhoudend, en als je niet een beetje op je zelf lette, ging je rollend naar huis.

Aad, tabee! Door jouw vertrek is de stad een stukje minder mooi geworden!

Henk van der Post

1 antwoord
  1. Ton
    Ton zegt:

    Het was hartje winter, altijd sneed dan die verdomde gure wind rond de Hooglandsche Kerk. Zomers was je er blij mee om de de verkoeling op te zoeken maar nu even niet. Mijn werkplaatsdeur ging open en met een pak sneeuw schoof ook Aad naar binnen. Ik kende hem nog niet zo goed in de jaren zeventig, behalve dat hij bekend stond als de man met de ijzeren vuisten. Ik leerde er direct kennis mee te maken toen hij mijn hand schudde. Die ijzeren greep is hij nooit verloren en ook later bedacht ik mij steeds hoe hem een hand te geven. We gingen gelijk aan de koffie en half fluisterend, alsof niemand het horen mocht, zei hij dat op het eind van de steeg een “bijstands-vrouwtje” het heel koud had. “Zie jij kans daar heel snel verandering in aan te brengen?”, fluisterde hij weer. Ze was ongehuwd en haar kindertjes zagen ook blauw van de kou. “Ik heb nog wel een gashaard in voorraad staan, zo’n aanbieding van een massa inkoop”. Veel mocht het immers niet kosten maar het moest wel goed zijn. “Prachtig Ton, daar zal ik erg blij mee zijn maar vooral dat vrouwtje. De Kerst komt er ook zo aan. Even zo snel hij was gekomen, zo snel waren de zaken gedaan. Hij verdween weer om het goede nieuws aan haar te vertellen. Het was zo dichtbij en toch wist ik niet dat hij op dat moment niet alleen de fysieke warmte maar ook de menselijke warmte in die barre winter bij iemand had gebracht die het echt nodig had. Niet lullen maar poetsen, zo’n man was het. Maar ook dat eerste kon hij als ik later de verhalen las en van al zijn activiteiten vernam. En als ik weer eens in de krant of elders las wat hij had gedaan moest ik altijd glimlachen en dacht altijd: “Dat is Aad ten voeten uit”.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *